De tijdgeest
“Groot is hij in het leven die kan weigeren door de mentale gedachtesfeer te worden meegesleurd die voor iedere generatie de Zeitgeist is, de ‘geest van de tijd,’ die zware astraal-fysieke en pseudospirituele atmosfeer die bestaat uit verkeerde, verwrongen of onjuiste gedachten die voor waarheid doorgaan.
Geen wonder dat kinderen en ook jongeren in opstand komen. Ik herinner me hoe ik met mijn hele ziel in opstand kwam — niet tegen de ouderen, niet tegen het heelal en zijn wonderlijke mysteries — ik voelde het scherp toen ik naar school moest en bijna werd gedwongen dingen te leren die ik innerlijk haatte en die later, toen ik een jongeman was, bleken te zijn afgedankt.”
Lees verder in: Wind van de geest
— G. de Purucker
Hamlet en De Storm
De weg van worsteling naar beheersing
Een vertaling van het artikel 'Hamlet' and 'The Tempest' — a comparison door J.H. Venema, The Theosophical Forum, april 1936
Er is wel eens gezegd dat wanneer we over grote mensen spreken we hun ziel oproepen, nee, hun geesten, en als hier enige waarheid in schuilt, zijn we in goed gezelschap! Want we zullen nu een van de grootste dramaturgen ter wereld gaan bespreken, William Shakespeare, en terecht mogen we hem een van de grootste toneelschrijvers noemen, want hij was inderdaad en is nog steeds, in onze wereld.
Shakespeare en Stratford-on-Avon
W
ie was deze man die we nu kennen als William Shakespeare, die het levenslicht zag in 1564 en verloor in 1616? Zij die in Stratford-on-Avon zijn geweest en de kerk hebben bezocht waarin hij begraven ligt, zij die een of meerdere van de uitvoeringen van zijn grote spelen hebben bijgewoond in het Me­mo­rial Theater in Strat­ford, weten iets meer dan de mees­te men­sen over deze raad­sel­ach­ti­ge fi­guur, waar­over zo­veel is ge­schre­ven en wiens wer­ken in zo­veel talen zijn ver­taald. En toch was er geen andere kunstenaar zo onpersoonlijk als hij. Het is alsof hij tegen de wereld zei: ‘Hier is mijn werk; neem het en doe ermee wat je wil, maar denk niet aan mij.’ En toch weten we dat William Shakespeare de hele wereld door zijn werken aan het denken en aan het schrijven en filosoferen heeft gezet. We mogen er zeker aan twijfelen of het mysterie ten aanzien van zijn persoonlijke leven ooit zal worden opgelost.
Shakespeare als leraar

Om Shakespeare te kunnen bestuderen moeten we zijn werken raadplegen; en een bestudering van deze werken betekent:
(a) het onderzoeken van de ontwikkeling van een mens, en
(b) van het leven van een onschuldig, briljant en levendig kind tot aan de periode in zijn leven wanneer hij de ‘strijder’ in zichzelf wakker voelt worden;
(c) van het moment dat de storm opsteekt en hem af doet vragen, laat twijfelen en dan op zoek gaat (een dramatische tijd); en
(d) een onderzoek van zijn overwinningen, van zijn vermogen om door en achter dingen te schouwen, van tijden waarin hij wist, dat wil zeggen, een innerlijke visie had (zoals in zijn laatste spelen).

Wat zijn dan die typische opvallende trekken die we in al zijn werken terugvinden, vooral in zijn drama’s? Hier zijn er een paar:

Het vertrouwen in het goede van het leven en in een edele bestemming van de mens; het geloof in de wet van oorzaak en gevolg; er is de held die aan het einde van het verhaal valt door een of ander gebrek in zijn karakter, ongeacht hoe edel hij normaal gesproken ook mag zijn geweest; het leven is als een groot ‘avontuur’ en het waard geleefd te worden; de onsterfelijkheid van de innerlijke mens, de geestelijke ziel; liefde en mededogen zijn de bevrijdende sleutels in het leven.

Zelden zien we dat Shakespeare het woord ‘God’ gebruikt of ernaar verwijst. In plaats daarvan treffen we eerder ‘altijd durend’ of ‘voorzienigheid’ aan, maar God in zijn christelijke betekenis komen we zelden tegen.

Wat een geweldige vormer van karakters was deze dramaturg! Hoe goed moet hij zichzelf en de menselijke aard hebben gekend om zulke geweldige rollen en hun relaties met hun omgeving neer te kunnen zetten, hun avonturen en hun worsteling om kennis en vrijheid. Er is ook gezegd dat niemand hem ooit heeft geëvenaard in zijn beschrijven van vrouwen. We kunnen in zijn werken de lieve en schattige vrouw aantreffen, maar net zo goed de verschrikkelijkste en wreedste types — maar wel altijd geweldig in hun rol. Als we alleen al de vrouwelijke rollen in Shakespeare zouden bekijken zou dat meer onthullen dan het lezen van honderden moderne romannen.

Ook vinden we in Shakespeare, als bij alle grote denkers, een geweldig en goed gevoel voor humor waarmee enorm wonderlijke contrasten zijn ontwikkeld. Daarom is het wel de ‘dramatische humor’ genoemd. En aan het slot van zijn grote drama’s vinden we altijd die prachtige belofte van hoop: ondanks de neergang van de held, ondanks een geweldige tragedie, jazeker, vaak gelijk aan een holocaust, voelen we een zuivering, een katharsis, wat aan ons het feit onthult dat uit lijden en verdriet en een ware tragedie, als we goed van hart zijn en eerlijk denken, grote wijsheid voortkomt. (Voor een uitgebreider onderzoek van de spelen van Shakespeare wordt achtergrondkennis van de grote schrijvers over de werken daarvan aanbevolen: Moulton, Bradley en Dowden.)

Maar laten we echter niet teveel spreken over dat wat anderen al over Shakespeare hebben gezegd. Laten we Shakespeare voor zichzelf laten spreken, maar neem het mij niet kwalijk dat ik mijn eigen versie van de werken van deze grote toneelschrijver geef. Toch kunnen we alleen dat begrijpen wat in ons is opgeroepen, dat wat we in onszelf met ons meedragen. Als ik het woord huis zeg, zien sommigen van ons alleen hun eigen huis, sommigen kunnen een miserabele bouwval voor ogen hebben, anderen zien een geweldig mooi paleis: het is onze verbeelding en onze visionaire kracht dat ons laat zien. Niettemin zal ik alles dat ik ga zeggen ondersteunen door te verwijzen naar de eigen woorden van de dichter, en u eenvoudig vragen in gedachte te houden, zoals eerder gezegd, dat het ons eigen vermogen om te schouwen is waardoor we de diepere kant van de avonturen en levensbeschrijvingen van deze meester kunnen begrijpen en waarderen, wanneer we zijn woorden horen en zijn spelen zien.

Hamlet

Hamlet heeft mogelijk net zoveel mensen geïntrigeerd als Faust van Goethe. Werkelijk, ik heb mij vaak afgevraagd of er niet een parallel is te trekken tussen de eerste twee delen van Faust en Shakespeare’s Hamlet en De storm. In alle tijden heeft Hamlet de mensen in zijn ban gehad. Bradley heeft Hamlet de drama van het ‘morele idealisme’ genoemd en wel om de volgende redenen, zoals Shakespeare ze geeft:

a. ‘Er is niets goed of slecht, maar het is het denken dat dat zo maakt’
Ziet u de grote wijsheid daarvan? U bent wat u denkt, zeiden de wijzen van alle tijden.

b. ‘Er is een goddelijkheid die ons lot vormt.’
Het is duidelijk dat de grote meester ons wil laten zien dat ons lot — onze bestemming — geweldig mooi is, en als dat waar is moeten we wel een deel zijn van die goddelijkheid.

c. ‘Wat een werkstuk is de mens, hoe nobel in zijn denken, hoe oneindig in zijn vermogens, hoe vaardig en bewonderenswaardig in vorm en expressie! in zijn daden gelijk een engel! met het begripsvermogen van een god! het mooiste ter wereld! en is het toonbeeld voor de dieren!’.

Hier zien we hoe, in de woorden van Hamlet, Shakespeare ons een beeld van de mens geeft vanuit zijn eigen filosofie op de helft van zijn leven, wat wel de ‘tragische periode’ van het leven genoemd kan worden.

Ik neem aan dat u bekend bent met het verhaal van Hamlet, maar laten we nog even snel de gebeurtenissen voor ons geestesoog laten passeren. Hamlet, de filosoof, is teruggekomen in Denemarken omdat zijn edele vader is overleden. Koning Claudius, zijn oom, waarmee zijn moeder dan is gehuwd, zit op de troon. Wat edelmoedigheid betreft is hij (Claudius) het tegenovergestelde van de voormalige koning, de vader van Hamlet. De geest verschijnt (maakte Shakepeare alleen maar gebruik van het bovennatuurlijke om de aandacht van het publiek te winnen?) en laat de prins weten dat zijn vader was vermoord (en niet door een natuurlijke oorzaak was overleden). Dan wordt ook duidelijk was de taak van Hamlet wordt: ‘bezoedel niet uw geweten’ — en toch moet hij zijn vaders dood wreken. Hij mag zijn moeder geen kwaad doen, en toch moet hij haar echtgenoot over de kling jagen! Wel, als Shakespeare het heeft bedoeld dat we dit letterlijk zouden nemen kunnen we ons afvragen hoe dat in godsnaam mogelijk moet zijn? Kunnen we een mens om zeep helpen en ons ‘verstand of geweten zuiver houden’? We zien dus meteen dat het spel van de taal van de symboliek gebruik maakt en dan zullen we Hamlet ook meteen anders bekijken, vanuit een ander aspect. We zullen ons herinneren wat de filosofie van Hamlet hem heeft opgeleverd; hoe hij zijn grote taak heeft vervuld; hoe hij Polonius had gedood; waarom hij naar Engeland was gestuurd en weer terugkeert en dan hoort dat Ophelia is overleden; hoe hij tenslotte de taak uitvoert die hem is opgelegd; en we horen de woorden: ‘wat rest is stilte,’ wanneer Hamlet valt. Toch voelen we dat hij in werkelijkheid heeft gezegevierd. De komst van Fortinbras brengt de belofte dat de ‘verrotte staat’ van Denemarken snel tot het verleden zal gaan behoren.

Is dit spel niet meer dan een melodrama en een massale slachting? Was Shakespeare een dwaas? Zijn alle lezers, studenten en schrijvers erover sim­pel­weg idioten om zo te zijn gefascineerd door het verhaal van Hamlet dat zij daar zoveel aandacht aan geven? Werkelijk, het zou een onmogelijk verhaal zijn geweest als Shakespeare niet voortdurend onze aandacht vroeg voor de symboliek ervan. Waarschijnlijk ging hij zelf door een toestand die we de perikelen van Hamlet zouden kunnen noemen — de toestand waarin we met grote kracht aan onszelf vragen wat de zin van het leven en al zijn worstelingen is, het waarom en het hoe, en dorsten naar de waarheid over ons lot. In de tweede scène (eerste bedrijf) zegt Hamlet:

Och, dat dit al te, al te vaste vlees
Toch smolt, wegdooide en tot dauw vervloeide,
Of dat de eeuwig zijnde niet verbood
Jezelf te offeren. O God, o God,
Hoe mat en flauw, hoe plat en hoe vergeefs
Komt heel het wereldse bedrijf mij voor!
’t Is walgelijk! Als een verslonsde tuin
Die is verwilderd en het wellustigste onkruid
Neemt alles in bezit. Dat zoiets kan!

Worden we niet gedwongen om in de oude Hamlet ons eigen hogere zelf te zien, die op de troon zou moeten zitten als onze heer en meester, maar die we het hebben aangedaan om achter de coulissen te moeten verblijven, terwijl een laag wezen als koning Claudius (ons lagere zelf) tijdelijk de troon bezet? Wanneer we de woorden van Hamlet over de geest lezen, kunnen we in zijn woorden het belang lezen om te luisteren naar de stem van dit hogere zelf:

Waar moet ik bang voor zijn?
Mijn leven is geen cent meer waard
En wat betreft mijn ziel — hoe kan ’t die schaden,
Ze zijn toch alle twee onsterfelijk?— I, iv

Net zo opmerkelijk is de gelofte van Hamlet aan zijn hogere zelf:

O hemels legioen! O aarde! Wat verder? —
Noem ik de hel! O smaad! Hou vol, hou vol, mijn hart
En jullie spieren, wordt nu niet vroeg oud,
Maar richt mij sterk op. Aan u blijven denken?
Ja, arme geest, zolang geheugen woont
In deze ontzinde wereld!
Ja, uit het schrift van mijn geheugen wis ik
Al ’t dierbaar kleine dat ik mij herinner,
Iedere notie, indruk, elk gezegde
Van vroeger, in mijn jeugd daar vastgelegd,
En enkel uw gebod zal nog bestaan
In heel het verslag van mijn brein,
Vrij van elk bijmengsel. Waarachtig, ja!— I, v

Het lijkt alsof het weifelende, aarzelende persoonlijke zelf de belofte doet om het innerlijke zelf te gehoorzamen. Aan de ene kant vinden we de bewondering van Hamlet voor de mens: Wat een werkstuk is de mens!; aan de andere kant laten zijn twijfel wat betreft de emoties en het bedrieglijke van het persoonlijke zelf, zien dat hij dat leert te onderscheiden tussen het sterfelijke en onsterfelijke in zichzelf:

met het begripsvermogen van een god!...
En toch, wat mij betreft, wat is de essentie van materie?— II, ii

 Zijn gemediteer over de mysteries van leven en dood vinden we terug in de bekende monoloog ‘Zijn of niet-zijn’ in het derde bedrijf, en ook later met de woorden:

Geef mij de man
Die geen slaaf van zijn driften is en ik sluit
Hem in mijn hart, de boezem van mijn hart,
Zoals ik jou.— III, ii

Het wordt goed duidelijk wat voor beeld Shakespeare heeft van het verstand:

Wat is een mens
Als hoogste goed en beste tijdverdrijf
Eten en slapen zijn? Een beest — meer niet.
Zeker, hij die ons schiep met zulke geestvermogens,
Die terugzien én vooruit, gaf ons toch niet
De gave van zijn goddelijke rede
Om ongebruikt opgeslagen te blijven. — IV, iv

Aan het einde, als een motief in een symfonie horen we voortdurend:

a. ‘Dat er een godheid is die ons plan vorm geeft’ (V, ii); dat wil zeggen, het Leven kan een mysterieus avontuur zijn, maar onze bestemming is goddelijk. Zoals de oude filosofen zeiden: ‘De mens is een god in de kern van zijn wezen,’ en Hamlet streeft naar deze grootse kennis over het Zelf.

b. ‘Er is niets goed of slecht, maar het is het denken dat dat zo maakt.’ Dat wil zeggen, ‘wij zijn wat we denken.’ We maken of breken onszelf door onze gedachten, onze aspiraties en onze idealen. ‘Er is in hemel en aarde meer, Horatio, dan waar jouw wetenschap ooit van gedroomd heeft’ (I, v). Inderdaad, wij kunnen niet anders dan eens zijn met deze woorden, toen, zoals Hamlet, wij nog worstelden om onszelf te bevrijden van dit stoffelijke en beperkte leven om het grotere oneindige Leven te vinden. Hamlet voelt zichzelf als de grote acteur op het toneel van het leven, maar heeft tot dan slechts enkele zaken in ‘hemel en aarde’ ontdekt die groter zijn dan waar mensen van dromen.

De Storm

En deze grotere dingen heeft de zoekende ziel geleerd in De Storm. Hoe lieflijk is de overgang van de worstelingen en strijd in Hamlet naar de betovering van de sprookjesachtige atmosfeer van dat verloren eiland waarnaar de grote dramaturg ons in De Storm leidt! Dit toneelstuk werd geacht de laatste van Shakespeare te zijn geweest, omdat de held, Prospero, aan het einde ervan, zijn toverstaf doormidden breekt, en er is gesuggereerd dat Shakespeare hiermee een symbolisch teken mee heeft willen geven dat hij na dit spel niets meer zou schrijven. Had de auteur, die zichzelf met Hamlet tijdens bepaalde fasen van zijn leven heeft vergeleken, nu de grotere waarheid van het leven gevonden, werkelijk, heeft hij het leven overwonnen? Naast de kalmte en de betovering vinden we in De Storm worstelingen en kwaadwillende figuren; maar Prospero, de held wordt er niet langer door beïnvloed. Hij is meester over de natuur; hij is een meester van leven en dood, wiens bevelen het monster Caliban moet uitvoeren. Wanneer we dit stuk lezen, of het zien, komen we tot de conclusie dat die niet minder werkelijk of symbolisch is dan Hamlet, maar nu wordt alles beheerst door de machtige kracht van Prospero. De opvallendste punten zijn:

a. Liefde overwint; mededogen is de bevrijdende kracht in de wereld.
b. De wet van oorzaak en gevolg moet geheel worden uitgewerkt voordat werkelijke vrede, rust en toekomstige evolutie tot stand kan komen.
c. Het lagere leven en zijn krachten moeten worden beheerst voordat de goddelijke invloed zich in het leven en in onze harten kan manifesteren.

 Ik neem aan dat u dit verhaal kent en de schoonheid van het eenzame eiland en de natuur ervan heeft aangevoeld, van de lieflijkheid van de figuur Miranda, de edelmoedigheid van Ferdinand en het geweldige inzicht, helder­ziend­heid en kracht van Prospero. En u heeft genoten van het dartele en aan­doen­lijk­heid van dat onvergelijkelijke schepsel Ariel, en door het stuk te lezen of te aanschouwen die mooie droom heeft gehad die ‘werkelijk’ genoeg was.

Slot en Vergelijking

Zoals gezegd zijn enkele van de opvallendste punten van De Storm: Liefde en vergeving! Zien we niet dat er een grote ontwikkeling heeft plaatsgevonden vanaf het stadium van Hamlet tot aan dat van Prospero? Door zelfgeleide evolutie heeft de held, vanuit de toestand van slaaf voor zijn eigen zelf te zijn, een meester van zichzelf gemaakt. De dichter heeft iets ontdekt — iets veel groters dan waar hij zichzelf in herkende in Hamlet. Luister naar deze woorden:

En als het gefantaseerde weefsel van deze visie,
De met wolken omgeven torens, de prachtige paleizen
De plechtige tempels, de grote aarde zelf,
Jazeker, een ieder die het erft zal erin verloren gaan;
En zoals dit onwerkelijke schouwspel vervaagde,
Zal er geen spoor van achterblijven. — IV, i

Dat wil zeggen, er is een wet van komen en gaan, een wet van cycli, het grote mysterie van de terugtrekking van de zichtbare werelden in onzichtbare sferen. Zou Shakepeare de oude filosofieën hebben bestudeerd, of zei zijn eigen innerlijke zelf, zijn intuïtie, hem iets over de grote illusie van het leven? Want zegt Prospero niet in het vierde bedrijf:

...Wij zijn van dat soort stof
Waar dromen van zijn gemaakt; en ons kleine leventje
Eindigt met een slaap. — IV, i

Hier hebben we een duidelijke aanwijzing dat Shakespeare een onderscheid maakte tussen dat wat altijd blijft bestaan, de onsterfelijke kant van het leven, en de vergankelijke of sterfelijke kant. Maar een mens die zichzelf zou ontwikkelen vanuit een Hamlet tot een Prospero in De Storm, zelfs al is het maar in zijn verbeelding, moet iets geweldigs in het leven hebben gevonden — en wij zullen het ook vinden als we hem op de juiste wijze bestuderen.

Ter afsluiting kan het goed en interessant zijn om enkele parallellen neer te zetten:

HamletDe Storm
Liefde:Liefde is persoonlijk (list en bedrog komen daaruit voort)Liefde is hier voornamelijk onpersoonlijk, zoals de liefde voor de natuur, de liefde van Prospero. Opoffering, in Ferdinand en Miranda.
Schurken:Hebben hier gedeeltelijk succes.Hier hebben zij totaal geen succes.
De koning:De koning op de troon is een slechte invloed.Hij is een middel om het goede te bereiken
De plot:Worstelingen, listen; gedeeltelijke overwinningen.Een volledige overwinning van het goede over het kwade
De vrouwen:Zij zijn persoonlijk, beperkt; nauwelijks dames te noemen.Werkelijk dames.
Het boven­na­tuur­lijke:Het is mysterieus, sinister, loert op de achtergrond.Wordt beheerst door Prospero; het is een behulpzame kracht en bevrijdt daarmee de ‘bovennatuurlijke’ wezens bovendien.
De held:Hij worstelt, valt en staat weer op, en bereikt alleen aan het einde de overwinning; hij is nog steeds onder de invloed van ‘omstandigheden’ (karma).Hij is meester over leven en dood: een helper van zijn naaste, en denkt nooit aan zichzelf.

De bestemming van een mens, althans dat schijnt Shakespeare zo te wil­len zeg­gen, is prach­tig. Door wor­ste­lin­gen en mis­luk­kin­gen klim­men we hoger en be­rei­ken we nog ho­ge­re hoog­ten, gro­te­re vol­maakt­heid en wor­den wij mees­ter over het leven, en de dood.

w