Adam
(Hebreeuws)
Gebruikt in Genesis voor ‘man’ maar betekende oorspronkelijk ‘mensheid’; de Kabbalah noemt vier Adams. De archetypische of hemelse mens (’Adam Kadmon) is het prototype of voorbeeld van de tweede androgyne Adam. Uit deze twee komt de derde Adam voort, voorwereldlijk en onschuldig, hoewel nog steeds ver verwijderd van het goddelijke prototype ’Adam Kadmon. De vierde Adam is ‘de derde Adam zoals hij was na de Val,’ de aardse Adam van de Hof van Eden, onze aardse geslachtelijke mensheid (
Voor wat betreft de elohim die de mens voortbrengen ‘naar hun eigen beeld’ (tselem) zegt Blavatsky:
Het
Tenslotte werden zelfs
’Adam
(Hebreeuws)
De hogere of superieure Adam. In de Kabbalah is hij de spirituele Adam in tegenstelling tot de aardse Adam en is gelijk aan ’Adam Kadmon (de hemelse Adam): de kosmische mens of kosmische geest.
’Adam
(Hebreeuws)
De oorspronkelijke mens, Adam Primus. In de Kabbalah is hij de macrokosmische mens in tegenstelling tot de aardse Adam, de microkosmische mens. Vaak de hemelse mens genoemd omdat hij de Levensboom met de sefiroth symboliseert, elke sefiroth heeft zijn overeenkomstige deel van het lichaam, het hoofd is de kether (kroon) en de voeten staan voor malkhuth (koninkrijk). ’Adam Kadmon komt mystiek overeen met het hindoe-begrip purusha: beide zijn algemene termen die worden gebruikt om de kosmische logos uit te beelden of de hiërarch van hun respectievelijke hiërarchieën.
Blavatsky vergelijkt ’Adam Kadmon met de eerste manu, Svayambhū,
de synthese van de veertien Manu’s. (TG 206)
’Adam
(Hebreeuws)
De eerste Adam, Adam Primus. Gebruikt in Job (15:7):
Bent u de eerste man die was geboren? Of was u eerder gemaakt dan de heuvels?
Blavatsky zegt
Esoterisch is Adam Rishoon de maangeest (Jehova in zekere zin, of de pitri’s) en zijn drie zonen — Ka-yin [Kaïn], Habel [Abel] en Seth — stellen de drie rassen [van de mensheid] voor. (SD 2:397)
Adam-Adami
(Hebreeuws)
Gebruikt door Chwolsohn in zijn
een samengestelde soortnaam die zo oud is als de talen. (SD 2:452)
Adam-Adami was net als Adam niet een man maar een ras en dan vooral een ‘donker ras’ dat het eerste was ‘dat verviel tot voortplanting’ in tegenstelling tot Sarku, of het lichte ras, dat veel langer zuiver bleef (SD 2:5).
Adam-Adami is een personificatie van de
Adamas
(Grieks)
Gebruikt door Griekse en Latijnse schrijvers voor een steen (zoals een diamant) met een ondoordringbare hardheid. Hij is een van de belangrijkste mystieke zinnebeeldige figuren van het gnostische stelsel. In het
[is] de onaantastbare man Adamas [een licht dat uitstraalde van het licht, hij is] het oog van het [licht]. Want [dit is] de eerste mens, hij door wie en naar wie alles werd, (en) zonder wie niets werd. (
Adamitische
Ook
De ‘oorspronkelijke stof’ van de alchemie; ongedifferentieerde stof op ons niveau. Het wordt ook wel de ware olie van goud of het eerste element van de alchemie genoemd
en is maar één stap verwijderd van het zuivere homogene element. (TG 6)
Deze adamitische aarde
komt dichtbij de alkahest en is een van de belangrijkste geheimen van de alchemisten
Adamitische
Dit begrip staat voor de vroege mensheid na de incarnatie van de manasaputra’s en na de volledige scheiding van de geslachten, vele miljoenen jaren geleden (SD 1:406-7, 2:91n, 289n, 315; IU 1:305).
Adbhitanya
[Waarschijnlijk een verbastering van het Sanskrietwoord
In het
Een andere naam voor dit land of in oeroude tijden bewoonde deel van de aarde is Adivarsha.
Adbhuta-Brahmana
(Sanskriet)
Een van de acht Brahmana’s van de
Adbhuta-dharma
(Sanskriet)
Een van de negen anga’s (onderverdelingen van boeddhistische teksten) die verbazingwekkende dingen en wonderen bespreekt.
Adem
In het astraal-vitale organisme van levende wezens wordt de adem
Het occultisme beperkt zich dit niet tot de ademhalingsfuncties, maar gaat verder met wat artsen de circulaties van het zenuwstelsel zouden noemen, die het hele lichaam bestrijken. De regelmatige uitzetting en inkrimping van de longen is slechts het zichtbare verschijnsel van het ademen. Hathayoga is de studie en het gebruik van deze werkingen, maar voordat zulke aspecten van de lagere kennis gunstig of zelfs veilig kunnen worden gebruikt, moet de bestudeerder of beoefenaar volledige zelfbeheersing hebben bereikt en een grote stabiliteit, hij of zij moet ook onverschillig zijn voor wat betreft het motief.
Ook de ononderbroken regelmatige uitstromingen en instromingen van kosmisch leven of hiërarchieën van levens van de ene gemanifesteerde Werkelijkheid naar de andere wordt adem genoemd, beter nog de Grote Adem, naar analogie met het ademen van het lichaam. Het betekent een onophoudelijke regelmatige beweging, uitbreiding en samentrekking, van leven, lucht, adem of geest. Van het zevenvoudige woord dat de logos symboliseert, wordt gezegd dat het de evolutie van de adem zou zijn. Maar de regelmatige afwisseling van manvantara en pralaya vormen samen de Grote Adem en die regelmatige beweging is er zelfs tijdens de lange tijdperken van pralaya.
Adem wordt vaak in dezelfde betekenis gebruikt als straal, wind, geest, pneuma en duidt op een actieve uitstraling die tegelijkertijd actief en passief is, gevend en ontvangend, wat het beginsel van polariteit is dat later in de kosmische evolutie zo duidelijk tot uitdrukking komt. Op het moment dat de goddelijke adem de wateren van de ruimte tot rijping laat komen, worden werelden gemaakt. Absoluut aanhoudende beweging is de levensadem van het
Het gebruik van het meervoud ‘ademingen’ wijst op geesten of krachten, zoals de Ah-hi, dhyani-chohans, asura’s, de heilige ronddraaiende ademingen en de zeven ademingen of onderverdelingen van de Logos. Er kan ook een rechter- en linker-ademing zijn of ademingen uit de vier, zes of acht richtingen waarbij ieder zijn eigen specifieke kwaliteit en functie heeft. In het algemeen staat adem voor het element lucht.
Adept
[van Latijn
Iemand die iets heeft behaald of bereikt. In de theosofische literatuur is een adept een persoon die het meesterschap heeft bereikt in de kunst en wetenschap van het leven, een ingewijde of mahātma.
Adharma
(Sanskriet)
Onwaarheid, onrechtvaardigheid, immoraliteit. In de
O Bharata, wanneer er in de wereld een teruggang is van de
Ook een naam van prajapati (voorouder) en bovendien een bediende van de zon. In zijn vrouwelijke vorm, adharma, is het een vermenselijking van de bruid van de dood.
Adhi
(Sanskriet)
In een ruimere context de opperste, hoogste, voornaamste, meest verhevene.
Ādhi
(Sanskriet)
Een plaats, fundering, plek. Een gelofte of waarborg.
Ādhī
(Sanskriet)
Mentale opwinding, peinzen, zorgen maken.
Adhibhautika
(Sanskriet)
Behorende bij of in relatie staande tot elementaire wezens, of dat wat is gemaakt of tot stand is gekomen uit oorspronkelijke elementen; een elementaal. Wanneer toegepast op pijn (duhkha) is het de tweede van drie soorten aandoeningen (klesa’s) die in het hindoeïsme worden omschreven als ‘die aandoening die voortkomt uit fysieke of van buitenkomende oorzaken,’ zoals mensen of dieren (vgl. VP 5:23; 6:5).
Adhidaiva
(Sanskriet) Ook
De oorspronkelijke of primordiale god. Ook de goddelijke middelaar die door wezens en objecten verschijnt. Een algemene term die toepasbaar is op het goddelijke deel van ieder wezen en dus op adhyatman of oorspronkelijke atman (vgl. BG 7:29-30; 8:3).
Adhidaivika
(Sanskriet)
De hemelse of schijnende. In relatie tot of voortkomende uit de deva’s; hemelse of spirituele wezens of goden, ook goddelijke invloeden. Wanneer gebruikt in combinatie met pijn (
Adhikamasa
(Sanskriet) Ook
Een toegevoegde maand.
Adhipa
(Sanskriet) Adhipa, Adhipā [van
Een hoge bestuurder, gouverneur, koning of vorst.
Adhishthana
(Sanskriet)
Een basis, zetel of centrum van handeling (vgl. BG 3:40, 18:14). Vaak toegepast op een beginsel van een element dat ook in een ander beginsel van toepassing is; dat wil zeggen een actief middel dat in en door prakriti werkt zou een adhishthana kunnen zijn.
Ook, een precedent, een regel, zoals wanneer gebruikt als een naam voor een van de tien paramita’s (gedragsregels).
Adhishthana-deha of -sarira (-lichaam) is het fijnstoffelijke tussenliggende lichaam dat een individu gebruikt na zijn overlijden.
Adhiyajna
(Sanskriet)
Hoogste offer of offer van boven. Dit heeft dezelfde betekenis voor de kosmische logos die, door zichzelf te manifesteren, ‘zichzelf offert’ voor het belang van alle levende wezens en daarmee de wachtende menigte van monaden de kans geeft hun eigen evolutionaire loop te volgen als zij leven en bewegen en hun bestaan hebben binnen de Logos.
Iedere avatara herhaalt in het klein de oorspronkelijke geschiedenis van de kosmische logos: de godheid offert zichzelf op voor het belang van alle hiërarchieën die zich erin bevinden. Dit is het offer dat plaatsvond ‘voor het begin van de wereld,’ het hart van het mythologische verhaal van de Christus, de Logos van het kosmische Woord dat is geïncarneerd als mens.
Adhyaropa
(Sanskriet)
Gewoonlijk een verkeerde gevolgtrekking of conclusie. In de Vedānta een verkeerde veronderstelling of gedachte, dat wil zeggen het idee hebben dat zilver van parelmoer komt, de glans van beide is een adhyaropa. Het intellect dat is opgenomen in het onwerkelijke (avidya ‘onwetendheid’) berust op een wereld van dualiteit en meervoudigheid van het werkelijke — op Brahman — en als gevolg hiervan is er een veelvoud aan verwarrende en vaak conflicterende doelen.
Adhyasa
(Sanskriet) ook Adhyasika
Misverstand of ergens verkeerde eigenschappen aan toeschrijven. Dit heeft betrekking op wat het denken over bepaalde feiten heenwerpt [bijv. vooroordelen], waardoor die feiten verkeerd worden begrepen, bepaalde verkeerde opvattingen. Gelijk aan adhyaropa.
Adhyatma-jnana
(Sanskriet)
Kennis van het hoogste zelf, gelijk aan adhyatma-vidya.
Adhyatma-vidya
(Sanskriet)
Kennis van het hoogste zelf of atman; meer abstract: dat wat behoort tot het oorspronkelijke atman.
Adhyatman
(Sanskriet)
Het hoogste of oorspronkelijke zelf, gelijk aan paramatman (vgl. BG 7:29; 8:3).
Adhyatmika
(Sanskriet)
Met betrekking tot het hoogste zelf van atman; meer abstract: wat behoort tot het oorspronkelijke atman.
Adhyatmika-duhkha
(Sanskriet)
De eerste van de drie soorten kwellingen (klesa’s) of wereldse pijnen (vgl. VP 6:5). Die kwellingen die uit zichzelf verschijnen, in het algemeen beschouwd als lichamelijke kwalen (hoofdpijnen, koortsen, ziektes, enz.) maar eigenlijk beter zouden kunnen worden gezien als pijnen of frustraties die ontstaan in het denken en/of andere innerlijke oorzaken als een zwakke wil, wisselende emoties en onvolmaakte geestestoestanden die tot lichamelijke klachten leiden. De twee andere klesa’s zijn adhibhautika en adhidaivika.
Adhyaya
(Sanskriet)
Een hoofdstuk, deel of sectie van een boek; in de muziek zijn er acht adhyaya’s of variaties.
Adi
(Sanskriet)
Eerste, aanvang. Gebruikt in samengestelde woorden om het originele, oorspronkelijke, eerste aan te duiden, bijvoorbeeld adi-buddhi, adi-sanat.
Adi-boeddha
(Sanskriet)
De eerste of oorspronkelijke boeddha. Het hoogste wezen dat in het latere mahāyāna-boeddhisme van Tibet, Nepal, Java en Japan, boven alle andere boeddha’s en bodhisattva’s uittorent. In de theosofische literatuur is het het hoogste aspect of de sub-entiteit van het meest verheven Wonderlijke Wezen van ons heelal, dat alleen in de hoogste dharmakaya-toestand kan bestaan.
Volgens het esoterische en zelfs het exoterische boeddhisme van het noorden, zendt ādi-boeddha (
Dit is de
Adi-boeddha is de geïndividualiseerde monadische concentratie van adi-buddhi, oorspronkelijke kosmische wijsheid of intelligentie, synoniem met mahabuddhi of mahat (het universele denkvermogen). Anders uitgedrukt is adi-boeddha het hoogste wezen dat de hiërarchie van mededogen en ons zonnestelsel aanvoert; de bron van licht die door alle lagere hiërarchieën stroomt en daarmee de hoogste Heer en inwijder van wijsheid van ons heelal is.
De hoogste gezagsdrager van de grote broederschap van mahātma’s op aarde, de maha-chohan, is de vertegenwoordiger op onze bol van adi-boeddha. Dit is de reden waarom het Tibetaanse boeddhisme in de voortdurende ‘reïncarnaties van Boeddha’ gelooft — niet dat Gautama Boeddha zich zo wederbelichaamt, maar omdat adi-boeddha door middel van zijn menselijke straal zichzelf voortzet door weerspiegeling in geschikte en daarvoor uitgekozen mensen. Doordat adi-boeddha de geïndividualiseerde goddelijke verbeelding van ons heelal is, die alles doordringt en alomtegenwoordig is, kunnen die personen die zichzelf omhoog werken zelfbewust één worden met die straal van adi-boeddha en zijn dan eigenlijk ‘reïncarnaties,’ grotere of kleinere incarnaties van de kosmische boeddha. Adi-boeddha manifesteert zich door de hiërarchie van hemelse boeddha’s of dhyani-boeddha’s en deze verschijnen op hun beurt in manushya-boeddha’s en in een mindere mate in bepaalde menselijke individuen die, hoewel ze heel verheven zijn, toch lager staan dan de manushya-boeddha’s.
Adi-buddhi
(Sanskriet)
Eerste en oorspronkelijke buddhi. De kosmische essentie of goddelijke intelligentie die zich belichaamt in adi-boeddha, het goddelijke-spirituele hoofd van de kosmische hiërarchie van mededogen
de geestelijke, alwetende en almachtige wortel van goddelijke intelligentie. (SD 1:572)
Adi-buddhi of dharmakaya is de
mystieke universeel verspreide essentie
Adi-budha
(Sanskriet) [van
Oorspronkelijke wijsheid; de eerste of naamloze goddelijkheid (SD 1:xix, 54n; 2:48).
Adibhuta
Het eerste, originele, oorspronkelijke of oer-element in de natuur.
De oorspronkelijke, ongeschapen oorzaak van alle werelden. (VP 4:1)
In de theosofische literatuur wordt adibhuta soms ook de Naamloze genoemd. Oorzaak en bron van de opeenvolgende zeven kosmische bhuta’s, het is het zaad waaruit zij tevoorschijn komen.
Adikrit
(Sanskriet) Ook
Het eerste wat is gemaakt of is ontwikkeld, synoniem van adikara. In de mythologie van de hindoes is het de schepper, in de Purāṇa’s is het het vermenselijkte aspect van de vormende of kosmische scheppende kracht, wat in zijn oorsprong eeuwig bestaat maar slechts periodiek is in zijn verschijningsvormen. Tijdens zijn perioden van manifestatie wordt adikrit voorgesteld als Vishṇu of Brahmā (VP 6:4); tijdens perioden van rust wordt adikrit voorgesteld als slapende op een oceaan van ruimte in de vorm van Vishṇu. De term kan slaan op elk heelal of hiërarchie, groot of klein, of het nu om een groep melkwegstelsels gaat, een zonnestelsel, een planeet of een mens.
Adima
(Sanskriet)
De eerste mens die werd geschapen door Śiva en die volgens het Śiva-Purāṇa samen met Heva de voorouder van de huidige mensheid is (IU 1:590, 579n).
Adinatha
(Sanskriet)
Oorspronkelijke beschermer of heer. Soms gebruikt voor adi-boeddha en andere kosmische hiërarchen, zoals Śiva. Adinatha is ook bekend als Rishabha, de eerste van de 24 tirthankara’s of jaïn-leraren.
Adinidana
(Sanskriet)
Een band, houder, tuig. De eerste en hoogste oorzaak of oorspronkelijke schakel van de daaropvolgende keten van nidana’s, die in boeddhistische geschriften de twaalf oorzaken van het gemanifesteerde bestaan wordt genoemd. Of ook een keten of weerkaatsingen van oorzaken en effecten door het gehele bereik van een gemanifesteerd wezen heen.
Adinidana-svabhavat
(Sanskriet)
Oorspronkelijke oorzaak van het zelfworden. Maar omdat in het boeddhisme nidana ook met oorspronkelijke essentie of stof en svabhavat wordt vergeleken met de Vader-Moeder van de manifestatie, kan de term ook worden vertaald als de ‘oorspronkelijke en werkelijke oorzaak van Vader-Moeder.’
Het is het hoogste deel van de gemanifesteerde of derde logos van ons melkwegstelsel; en omdat de derde logos van ieder heelal een weerspiegeling is van de derde logos van dit stelsel, valt het adinidana-svabhavat van ieder zonnestelsel binnen het bereik van het adinidana-svabhavat van ons melkwegstelsel.
De uitdrukking komen we tegen in de Stanza’s van Dzyan:
‘Duisternis’, het grenzeloze of het niet-getal, adi-nidana-svabhavat (SD 1:98)
— dat, als het hoogste punt van de derde logos, kan worden vertaald als duisternis en niet-getal aangezien het de duisternis van het menselijke intellect is en toch het begin van de getalsmatige opvolging van alle hiërarchieën die eruit voortstromen. Vandaar dat voor alles wat er beneden is, adi-nidana-svabhavat net zo goed
Adisakti
(Sanskriet)
Oorspronkelijke kracht. De goddelijke kracht of rechtstreekse krachtige emanatie van mulaprakriti, dus het vrouwelijke aspect of omhulsel van iedere geestelijke vormende macht. In het hindoe-pantheon is zij de partner van een godheid, waarbij iedere godheid zijn eigen śakti of vormende essentiële kracht heeft. Ook een woord voor maya, wat heel typisch is omdat illusie begint met manifestatie (SD 1:10).
Adisanat
(Sanskriet)
De altijd-oorspronkelijke. Een naam van Brahmā. Door de stanza’s van Dzyan wordt het duidelijk dat het dat is dat aan svabhavat in kosmische evolutie voorafging: eerst was er geen-getal, toen adisanat, ‘het getal want hij is één’; dan svabhavat, de getallen (SD 1:98). Vergelijkbaar met de kabbalistische ‘Attiqa’ de‘Attiqin (de Ouden van de Ouden) van de
Adi-sanat is de altijd blijvende kiem van de kosmische geest en omdat die behouden blijft, van kosmisch manvantara tot kosmisch manvantara en slechts periodiek terugzakt naar toestanden van een ongemanifesteerd ‘zijn’ gedurende kosmische pralaya’s, wordt het de oorspronkelijke Oude genoemd, de Altijd-oorspronkelijke Een.
Adisesha
(Sanskriet)
Oorspronkelijke- of oerneerslag of -droesem. Adisesha is de mythologische duizendkoppige slang (naga) waarop Vishṇu tijdens pralaya’s (de periode tussen elke manifestatie) ‘slaapt’; ook stelt hij de zeven patala’s (hellen) voor die in stand worden gehouden met de zeven gebieden erboven en daarom de hele wereld (VP 2:5).
Vaak gewoon Sesha genoemd of Ananta, oneindig, of Ananta-Sesha. Nu sesha ‘overblijvend’ betekent, of ‘wat is overgebleven,’ zien we dat de belangrijkste betekenis is dat Vishṇu, die de kosmische goddelijkheid voorstelt, tijdens pralaya’s slaapt op de stof of de essentie van een geestelijk karakter dat overblijft na het uiteenvallen en oplossen van de werelden. Aldus is Adisesha (oerstof of overblijfsel) de kosmische ruimtelijke oceaan van essentieel bewustzijn dat achterblijft van een eerder kosmisch manvantara dat handelt als de essentie-moeder of chaos waaruit en waardoor de toekomstige gemanifesteerde werelden zullen worden geboren als het pralaya eindigt.
Aditattva
(Sanskriet)
Oorspronkelijk beginsel. Gebruikt in de theosofische literatuur om de eerste of hoogste van de zeven tattva’s of beginselen op de neergaande boog van de bouw van de natuur aan te duiden. Wat betreft getalsmatige opvolging van de kosmische beginselen komt aditattva overeen met de eerste logos.
Aditi
(Sanskriet)
Ongebonden, vrij. Als een zelfstandig naamwoord staat het voor de oneindige en oeverloze ruimte. In de Veda’s is aditi devamatri (de moeder van de goden) omdat van en uit haar kosmische matrix alle hemelse lichamen waren geboren. Als hemelse maagd en moeder van iedere bestaande vorm en wezen is zij de synthese van alle dingen, zij is het hoogste ākāśa. Aditi wordt in de
De
In een van zijn meest mystieke aspecten staat aditi voor goddelijke wijsheid.
Aditi zien we in veel oude religies terug: de hoogste sefira in de
Aditi
(Sanskriet)
Spirituele/fysieke natuur. De innerlijke vader-moeder voordat die verscheen in de ruimte, de universele matrix van de kosmos vermenselijkt als het tweevoudige karakter van het heelal of van de mens. Aditi verwijst naar de oneindigheid als een godin en prakriti is de natuur, gezien in zijn rol als de ontwikkelaar of voortbrenger vanuit zijn oorspronkelijke toestand.
Aditi
(Sanskriet)
De kosmische logos in haar vrouwelijke aspect als de sluier die de ontwikkelende kosmische monade omhult.
Al deze vrouwelijke logoi zijn in hun
Aditya’s
(Sanskriet)
Zonen van Aditi, ruimte. In de Veda’s is aditya een naam van de zon; ook verschillende malen genoemd als zijnde vijf, zeven, acht of twaalf in aantal. De achtste aditya (Marttanda) was afgewezen door Aditi, waardoor er zeven zoon-zonnen achterbleven, waarvan elk een bepaalde of speciale zonne-energie liet zien (vgl. RV 10, 72, 8-9).
‘De zeven staan stervelingen toe hun woningen te zien, maar zij vertonen zich alleen aan de arhats,’ zegt een oud spreekwoord; ‘hun woningen’ staat hier voor planeten. (SD 1:100)
De Brahmana’s en Purāṇa’s kennen in het algemeen twaalf aditya’s. In een vorig manvantara werden ze tushita’s genoemd, maar toen het einde van de cyclus dichterbij kwam gingen ze
‘de schoot van Aditi in, opdat we mogen worden geboren in het volgende manvantara; want, hierdoor zullen we opnieuw goden kunnen zijn.’
De aditya’s zijn de voeders van het goddelijke leven van de zon dat in alle dingen bestaat en in ons huidige manvantara van Vaivasvata zijn ze de goddelijke zonne-pitri’s (vaders) — niet de lagere maan-pitri’s — die in de eerste mensen incarneerden.
De wijzen noemen onze vaders vasu’s; onze grootvaders van vaders kant rudra’s, onze overgrootvaders van vaders kant aditya’s
Adivamsa
(Sanskriet)
Het eerste ras. Vaak gebruikt in het
Adivarsha
(Sanskriet)
Het eerste land. Gebruikt voor het ‘Eden van de eerste rassen’ ofwel de mensheid (SD 2:201).
Adon
(Hebreeuws)
Bevelhebber, Heer, meester, bestuurder.
De
Blavatsky verwijst hiermee naar de hemelse hiërarchie van engelen van de
Adonaï
(Hebreeuws)
Mijne Heren. Bij algemeen gebruik: Heren, een zeer eerbiedige meervoudsvorm. Oorspronkelijk gebruikt voor het aanroepen of sturen van gebeden naar de hiërarchische geestelijke machten van de planeetketen aarde en meer in het bijzonder de planeetgeest van de aarde zelf; later was het niet meer dan een substituut voor de onuitsprekelijke naam van God, gewoonlijk voor Tetragrammaton (YHVH).
Omdat de innerlijke natuur van YHVH is verborgen wordt Hij (YHVH) alleen genoemd met de naam van de shekhinah, Adonai, dat wil zeggen Heer; daarom zeggen de rabbi’s (over de naam YHVH); Niet zoals ik word geschreven (dat wil zeggen YHVH) word ik gelezen. In deze wereld wordt mijn Naam geschreven als YHVH en gelezen als Adonai, maar in de wereld die nog komt, zal het hetzelfde worden gelezen als het wordt geschreven, zodat Genade (voorgesteld door YHVH) van alle kanten komt. (Zohar iii 320a)
Adonaï wordt in de Bijbel vertaald als Heer terwijl het feitelijk ‘Mijne Heren’ betekent, dit geldt ook voor ’elohim hoewel dat in de Engelse geautoriseerde versie wordt vertaald als God (enkelvoud) terwijl het een meervoudsvorm is.
In het overzicht van de sefiroth was de goddelijke naam van de sefira malchuth ’Adonai. De gnostici onderwezen dat Iurbo en Adonaï namen waren van Iao-Jehovah, die het voortbrengsel is van Ilda Baoth. Volgens Origenes beschouwden de gnostici Adonaï als de genius van de zon. Blavatsky schrijft:
Zowel Aidoneus als Dionysius [Dionysus] zijn de grondslagen van Adonaï, of ‘Jurbo Adonaï,’ zoals Jehovah in de Codex Nazareus wordt genoemd.
Adonis
(Hebreeuws) [van
Titel van de Babylonische god Tammuz, die werd vereerd in Aziatisch Griekenland. Hij was een prachtige jonge knaap, geliefd door Aphroditē en gedood door een everzwijn. Aphroditē was zo door verdriet overmand dat de goden van de lagere wereld het Tammuz toestonden de helft van ieder jaar met haar op aarde door te brengen. Zijn dood en wederopstanding werden gesymboliseerd door jaarlijkse vieringen.
Hij is een van de vele symbolen van de mystieke Christus, de mens die tot God werd gemaakt. Hoewel zoon van vader en moeder is hij ook gelijk aan de vader. Adonis wordt vergeleken met zowel Osiris als Horus; met de Semitische Thammuz in Ezekiël, Athamaz, Tamaz, en ’Adam Kadmon (SD 2:43-4); met de Indiase Aditi; en de Hebreeuwse Adon of ’Adonai. Adonis wordt zowel als maan- als zonnegod gezien, aangezien wat van de zon afkomstig is vanuit een ander gezichtspunt ook afkomstig is van de maan — hij kan bijvoorbeeld de zon voorstellen in een configuratie van de maan. Adonis is verbonden met het zonnejaar, wat terug te zien is in de allegorie van zijn zesmaandelijkse verandering.
Adrasteia
(Grieks) [van
Waaraan niet ontsnapt kan worden. Een personificatie van één aspect van karma; een familienaam van Nemesis, niet een synoniem. Nemesis, Adrasteia en Themis vormen samen een drie-eenheid: Adrasteia stelt de oorzaken voor die door de mens zijn teweeggebracht en zijn daarom onontkoombaar, er kan niet aan worden ontsnapt. Nemesis is een vermenselijking van de eerbied voor de wet, dat wil zeggen het geweten, tegelijkertijd stelt Themis de goddelijke orde en harmonie voor, het inherente evenwicht van het kosmische weefsel. Adrasteia stelt daarom de effecten voor die iemand vroeg of laat overstroomt als resultaat van zijn goede of slechte gedrag.
Adrishta
(Sanskriet)
Ongezien, onvoorzien, onzichtbaar; een onvoorzien gevaar. In filosofische zin dat wat voorbij het bereik van waarneming van het waarnemende bewustzijn valt. W.Q. Judge ziet het als
de verdienste of schuld die aan het gedrag van een mens in een vorige incarnatie is verbonden en de daarmee samenhangende (schijnbaar willekeurige) straf of beloning op dit moment of in een toekomstige incarnatie. (WG 2)
Dit is duidelijk te herkennen in de samengestelde uitdrukking
(BCW 5:580 bij Kanada als een ‘ongeziene kracht’; 4:61 Nyaya’s onzichtbare beginsel)
Adunai
(Gnostisch)
Door de ophieten en nazarenen gebruikt in verband met Iurbo.
Iurbo en Adonai zijn volgens de ophieten de namen van Iao-Jehovah, een van de emanaties van Ialdabaoth
Advaita
(Sanskriet) Ook
Enkelvoudig, non-duaal. De Advaita of enkelvoudige vorm van de Vedānta [van
De grootste ingewijden en yogi’s na Śaṅkarāchārya worden geacht uit de gelederen van de advaita-vedantisten voort te zijn gekomen.
En toch is de basis van de filosofie van zowel Advaita en die van de boeddhistische geleerden
Advaitin
(Sanskriet)
Een aanhanger van de filosofie van de Vedānta. Ook geschreven als advaitee of Advaita-vedantist
Advaya
(Sanskriet)
Geen twee, zonder een tweede, uniek. Als een mannelijk zelfstandig naamwoord de naam van een boeddha. Als een onzijdig zelfstandig naamwoord, enkelvoudigheid, eenheid, identiek (vooral in het geval van Brahman) met het universum, of van geest en stof; vandaar de uiteindelijke waarheid.
Advent
[van het latijn
Aanloop, de komst. In het christendom staat de Advent voor de vier weken die aan het kerstfeest voorafgaan. In het voor-christelijke Griekenland was Eleusis — een Grieks woord dat
Advent kan ook worden gebruikt om een reeks verschijningen van een nirmāṇakāya aan te duiden, een belichaamde dhyani-boeddha — een volmaakt geworden mens uit een vorig manvantara — om de mensheid in de huidige cyclus te verlichten. Dergelijke nirmāṇakāya’s werken in de sfeer van onze aarde als onzichtbare en soms zichtbare helpers van de mens.
De ‘tweede advent’ verwijst naar de wederkomst van Christus die door sommige vroegchristelijke sektes werd verwacht, en zelfs tegenwoordig nog wel door bepaalde religieuze richtingen. Dit is een echo van de oude leer die betrekking heeft op de komst van de Maitreya-boeddha — de volgende grote boeddha die zal komen in de lange lijn van boeddha’s — net zoals de tweede komst van Elia bij de joden, en de komst van de Kalki-avatara bij de hindoes.
Adytum
(Latijn) [van het Griekse
Meervoud adyta. Niet binnen te gaan, het niet te betreden heiligdom van een tempel. Het heilige van het heiligste of het sanctum sanctorum was altijd terug te vinden op de bouwtekeningen van tempels van alle oude volken. Vaak bevatte het een graftombe en de afbeelding van de god aan wie de tempel was gewijd en was een symbool voor vernieuwing, wederopstanding en inwijding.
Toen de joden al het andere uitsloten en geheel exoterisch waren geworden in hun geloof en praktische belijdenis, maakten zij het heiligdom tot het symbool van hun eigen nationale monotheïsme exoterisch; en esoterisch tot een symbool van niet meer dan voortbrenging en dus niet van verjonging of vernieuwing. En toch kan de ware betekenis worden gelezen in het verhaal van David die danst voor de ark, want de dans was in feite een bacchische rite, waarvan de betekenis alleen tijdens de mysteriën bekend werd gemaakt. De ark is een symbool van het voertuig waarin de kiemen van alle levende wezens worden bewaard die de aarde in een nieuwe cyclus moeten bevolken.
De Koningskamer in de piramide van Cheops is een Egyptisch adytum met een graftombe, waarin de kandidaat, die de zonnegod voorstelde, ging liggen om ingewijd te worden en zo de energiegevende straal symboliseerde die de vruchtbare moederschoot van de natuur binnenging; van waaruit hij, na een mystieke dood, opnieuw verrees.
Aebel-Zivo
(Gnostisch)
Aebel-Zivo werd door de nazareense gnostici gebruikt in de
Aegir
(IJslands) Ager (Scandinavisch)
Een oud mythologisch woord waarvan de oorsprong veel verder terug in de tijd ligt dan die van de Noorse talen. Aegir is waarschijnlijk verwant aan de Griekse Okeanos, beide hebben een Indo-Europese wortel; het woord kan betrekking hebben op het oud-Gothische
Aegir stelt de wateren van de ruimte voor in al zijn aspecten. In de Noorse mythen is hij een reus die de mede voor de goden brouwt voor het feesten aan de ‘tafels’ van sterren en planeten — als zij zich belichamen in werelden. Hij en zijn partner Ran hebben negen dochters die de golven zijn. Aegir heeft twee bedienden, Eldr (vuur) en Fimafeng of Funafeng (vonk), die mogelijk het Sint-Elmusvuur en de fosforescentie in de zee voorstellen. Eén aspect van Aegir is Hler (uit de wind, beschutting). Blavatsky beschouwt Ogir (Aegir) of Hler als
de hoogste van de watergoden, en dezelfde als de Griekse Okeanos. (TG 239)
AEIOV
Deze vijf klinkers (
door zeven klinkers, waarvan er
Deze vijf klinkers hebben dezelfde wezenlijke betekenis als de Oeaohoo van
De manier van uitspreken hangt af van het accent. Dit is een esoterische uitdrukking voor de zes in één, ofwel de mystieke
Deze stemmen met vijf of zeven klinkers, geluiden of ademingen stellen ook de zeven fundamentele vuren of energieën van de menselijke constitutie voor. Alle oude mystieke scholen hadden zo hun eigen manier om deze klinkers te beschouwen en te verklaren.
Aeoliërs
[van het latijnse
Een volk dat zich in vroeg-prehistorische tijden vestigde in Thessalië en Boeotië, en enkele delen van de Peloponnesos bevolkte vóór de Achaeërs, dat Lesbos en de aangrenzende kust van het Midden-Oosten koloniseerde. De Aeoliërs vormden een van de verbindende schakels tussen een restant van Atlantis en de eerste Indo-Europeanen (BCW 5:215-19). Overleveringen stellen dat zij door de Zuilen van Hercules (Straat van Gibraltar) waren gevaren en zich hadden gevestigd in delen van Noord-Griekenland. Zij voegen eraan toe dat hoewel zij van de laatste eilanden van Atlantis kwamen ze toch geen Atlantiërs maar Indo-Europese kolonisten van verlaten Atlantische eilanden waren en Atlantische overeenkomsten vertoonden.
Aeolus
(Grieks)
In de Griekse en Romeinse mythologie wordt de zoon van Hippotes, Aeolus, door Zeus benoemd tot opzichter van de winden. Hij woonde op een eiland van Aeolis in het verre westen, met steile kliffen die werden omringd door een koperen muur. Daar hield hij de winden gevangen in een grot en liet ze eruit als hij daar zin in had, of als hem dat werd opgedragen door de goden. Men zegt dat hij later op een eiland noordelijk van Sicilië woonde.
Hij is ook een kleinzoon van Deukalion en zoon van Helena en de nimf Orseis, die koning was van Magnesia in Thessalië en die de mythologische voorouder van het Aeolische ras is.
Aeon(en)
Aeon (Latijn), Aion (Grieks) [van
Een tijdperk of periode. Als zelfstandig naamwoord heeft aeon dezelfde betekenis als het woord logos, maar in het algemeen staat het voor een geestelijk wezen dat wordt gezien als een emanatie van de goddelijke essentie en ook voor een bepaalde periode of cyclus die wordt teweeggebracht door het bestaan van dit geestelijke wezen.
In de gnostische leringen zijn het de diverse scheppende krachten die uitgaan van de demiurgische Logos en variëren in een kwaliteit van de meest geestelijke of etherische gebieden tot de meest grove. Valentinus beweerde dat een volmaakte aion, genaamd Propator, dezelfde was als de eerste logos en vóór bythos of de ruimtelijke diepte bestond (gelijk aan de tweede logos). Blavatsky legt uit dat het de
Aion is, die als een straal uit Ain-Soph (die
Dit dubbele gebruik van een woord om een bepaalde periode aan te geven en een goddelijke kracht zien we ook terug in Manu, en in de namen van de bijbelse patriarchen en de perioden die aan hun respectievelijke levens worden gekoppeld. (Zie
Het bijvoeglijk naamwoord aeonios komt vaak voor in het Nieuwe Testament, waarin het verkeerd is vertaald als eeuwig of altijddurend.
Aeonologie
Zoals gegeven door Blavatsky in haar ‘commentaar op de Pistis Sophia’ (BCW 13:53):
Aeroob
[van het Grieks
Aerobe bacteriën die vrije zuurstof nodig hebben om te kunnen leven en anaerobe bacteriën zijn die bacteriën die dat niet nodig hebben. Elk van deze groepen bacteriën bevat enkele vormen die zichzelf kunnen aanpassen aan beide omstandigheden. Als vrije zuurstof niet aanwezig is kan die worden ontleend aan het milieu, de bacteriën worden dan vernietigers — vernietiging betekent dan ook de vorming van nieuwe combinaties, net zoals de dood niet anders dan een wedergeboorte is.
Dit houdt ook verband met gistingsprocessen. De onderzoeken van Pasteur naar gisting worden door Blavatsky genoemd om te tonen hoe zogeheten biologische processen geleidelijk en onmerkbaar overgaan in zogenaamde anorganische of chemische processen. Deze fysieke bouwers en vernietigers werken analoog aan hun voorlopers op de hogere gebieden.
Aesar
Een oude Ierse god, filosofisch gezien dezelfde als Isvara. Ook een oud Etruskisch woord voor God (SD 2:114).
Aeschylus
Een van de drie grootste Griekse tragediedichters, geboren te Eleusis (525-456 v. Chr.), wat de bakermat is van de Mysteriën van Demeter, waarin hij ongetwijfeld moet zijn ingewijd. Van zijn misschien wel 90 spelen zijn er zeven bewaard gebleven. Plato beschuldigt hem van goddeloosheid of oneerbiedigheid en Cicero beschrijft hem als een halve pythagoreër. In de ogen van de Atheners zou hij de Mysteriën hebben ontheiligd (dat wil zeggen dat de allegorieën in
Zijn weergave van Zeus in verschillende drama’s is niet consequent, aangezien er twee Zeus’en waren: de abstracte godheid van het Griekse denken en de Olympische Zeus. Terwijl de eerste het hoofd van de hiërarchie van godheden vertegenwoordigt, is de laatste, in de mens, de menselijke ziel of kama-manas. Prometheus die het vuur van de hemel stal en het naar de mensen bracht in de steel van een venkel, is buddhi-manas, de redder van de mens. Zeus is de slang, de intellectuele verleider van de mensheid, die niettemin na verloop van tijd de mensenredder, de zonne-Bacchus of ‘Dionysos’,
Harmonie is het gevolg van het evenwicht tussen tegengestelden en het drama van evolutie zoals zich dat ontvouwt in de mens, laat de botsing van dalende en stijgende cycli zien, de tegenstelling tussen wet en vrije wil. Deze drama’s zijn door Aeschylus, die met zijn gedurfde en zelf-opofferende enthousiasme zélf een Prometheus genoemd mag worden, voor alle komende generaties onsterfelijk gemaakt. Hij was iemand die de heersende macht beledigde doordat hij licht bracht naar de mensheid.
Aesculapius
Ook
De god van het helen en de geneeskunde, zoon van Apollo en Coronis en opgeleid door de centaur Chiron. Toen Aesculapius de doden weer tot leven bracht werd hij door Zeus met een bliksemschicht gedood omdat Hades daarom vroeg.
Hij wordt vaak gezien als Mercurius, de goddelijke genezer of kosmische slang, wat te zien is aan de caduceus van Mercurius en in enkele van zijn hoedanigheden is hij dezelfde als Ptah van de Egyptenaren, het scheppende intellect of wijsheid en als Apollo, Baäl, Adonis en Hercules (SD 2:208; 1:353).
Hij wordt ook wel de slang en de redder genoemd:
Esculapius, Serapis, Pluto, Knoum en Kneph zijn allemaal godheden met de kenmerken van de slang. Zoals Dupuis zegt ‘zijn ze allemaal
Aldus is Aesculapius mystiek gezien de goddelijke genezende of helende kracht, de straal van goddelijke wijsheid die uitgaat van de geestelijke zon in de mens.
Aeshma
Aeshma-Daeva (
In de Avesta is hij de demon van de verwondende speer. De Indo-Europese goden of daeva’s werden vermenselijkt en gehekeld door de Indo-Europese ingewijden die zich hadden gevestigd in Airya-Vaeja (Eran of Iran). Zarathustra verwijst in de Gāthā’s naar de daeva’s Kavis en Karpans, de leiders van het oude Indo-Europese geloof, die zich hadden bezoeld door de filosofie van Mazda te abstraheren met ritualistische ceremoniën.
In de geschriften van Pahlavi en Pazand veranderde Aeshma-Daeva in Heshm-Diev waarvan Asmodeus, een middeleeuwse boze geest, is afgeleid. Aeshma staat bekend als de tegenstander van Sraush.
Áesir
(IJslands) [van
Meervoud ases, vrouwelijke vorm Ásynja, vrouwelijk meervoud Ásynjor.
Scheppende goden van de Noorse Edda’s die in Ásgárd wonen (
In de Edda’s staan de Aesir voortdurend tegenover de jotunn (reuzen; IJslands jotnar), precies zoals het energieke het tegengestelde is van willoosheid en het trage. Als de goden zich tijdens Ragnarök terugtrekken, houdt het heelal op te bestaan. Voordat de Áesir over het leven heersten was er een periode van vredige kalmte waarin niets bestond. Het was het tijdperk van Ymir, de ijsreus, de getransformeerde Bärgälmer (IJslands Bergelmir), de vrucht van een eerdere cyclus van universeel leven, die was ‘gered op de kiel van een boot’ of ‘gemalen in de molen’ om stof te leveren voor het bestaan van een volgende wereld. Deze moest worden gemaakt door Alvader Odin en zijn twee broers Vile en Vi (of Ve). De ijsreus is gedood — getransformeerd — door de drie goden, en van zijn stof of essentie (Örgälmer, oergeluid) zijn de werelden gemaakt. Ze worden gevoed door Trudgälmer tot de goden zich opnieuw terugtrekken. In zijn hoedanigheid van schepper wordt Odin Ofner genoemd (opener), energieke tegenhanger van Örgälmer, terwijl hij aan het einde van het kosmische leven Svafner (afsluiter) en één wordt met Bärgälmer.
De Aesir zijn niet de hoogste goden, ook al is de kosmische Odin in zijn hoedanigheid van Alvader de vader van goden en mensen, is hij dat alleen maar omdat hij is afgedaald van een eerder evolutionair tijdperk.
Alle scheppende goden, of
De Aesir werden uit Ásgárd verdreven door de vaner, hogere goden die in hun verheven rijken blijven wonen terwijl de Aesir in levende werelden wonen. Niettemin ontvangen de Aesir een ‘gijzelaar’ (in één betekenis een avatara) van de vaner en in ruil voorzien zij die van het intellect en de stof waardoor deze verheven wezens in staat worden gesteld zich te ontwikkelen.
‘Het brouwsel van de As,’ ‘Odin’s brouwsel,’ of de ‘mede van de bard’ is geïnspireerde poëzie, de runen van de oude wijsheid die door Odin worden gezocht in de reusachtige werelden. Net zoals het ‘rijden van de As*’ of Tordon (Thor’s lawaai) de donder is.
*OV: De nokbalk is een duidelijk symbool van een beschermende kracht, een dak beschermt immers tegen neerslag. Een uitgebreide studie van oude Scandinavische talen verklaart As ook simpelweg als een lange paal (
Aether
(Grieks) [van
De hogere of zuivere lucht in tegenstelling tot
Soms is voor het vertalen van het Sanskrietwoord ākāśa aether gebruikt, dat dezelfde etymologische en filosofische betekenis heeft. Hier is zij dan een element of beginsel dat na manas en kama komt en vóór het astrale licht en de ether. Opnieuw is zij het hoogste aspect van ākāśa, dat zelf ook zeven onderliggende aspecten heeft. Er zijn in de kosmische ruimte op zijn minst zeven aethers of prakriti’s, die in elkaar bestaan in een oplopende schaal van geestelijkheid. Collectief kunnen ze geest-aether worden genoemd, of ākāśa.
In
Ethiopiërs
Ook
Een niet nader omschreven groep machtige mensen, die ten zuiden van Egypte en ten oosten van Babylon moet hebben geleefd, waar vaak over wordt gesproken als een koninkrijk dat ooit moet hebben bestaan en die koningen voor de Egyptische troon hebben geleverd. Blavatsky laat de oeroude verwantschap zien tussen Egypte en India (SD 2:417; IU 1:569-70). Migranten die van Noordwest-India naar Afrika trokken namen de namen van hun grote rivier mee, die wisselend Aethiops of Nila werd genoemd, de tegenwoordige naam van de rivier is de Indus. Deze immigranten werden ook wel de zonen van Horus genoemd of de ijzersmeden van de Egyptische verslagen, machtige bouwers die echter later arriveerden dan de nazaten van de Atlantiërs die de eerste piramides hadden gebouwd. Hierdoor zien we dat de Ethiopiërs — en daarom ook enkele van de Egyptenaren — Indo-Europeanen zijn. Er is een hoog ontwikkelde stedelijke beschaving te Mohenjo-Daro bij de Indus ontdekt ‘tussen Attock en Sind,’ wat precies de locatie is die in
Waarom klassieke Griekse en Romeinse schrijvers spreken over de Egyptische Ethiopiërs was omdat de Ethiopiërs in het zuiden van Egypte in die tijd werden beschouwd als de laatste overlevenden van een Indo-Europese immigratiegolf in een prehistorische oudheid vanuit Zuid-India, en de Griekse en Romeinse schrijvers zagen vaak onderlinge verschillen en beschouwden de Ethiopiërs van Egypte als de oostelijke Ethiopiërs. Het waren oorspronkelijk deze oostelijke Ethiopiërs die bij de prehistorische Grieken bekend stonden als dé Ethiopiërs — de enigen die aanspraak mochten maken op deze naam. Deze oosterse Ethiopiërs bewoonden het centrale en vooral het zuidelijke deel van het Indiase schiereiland met inbegrip van Sri Lanka [Sri Lanka], en waren daarom de afstammelingen van een van de laatste onderrassen van dat deel van Atlantis dat eerder bestond in een land dat zuidelijk van India lag en de naam Lanka droeg, waarvan Sri Lanka, destijds een van zijn noordelijke hooglanden, tegenwoordig nog het enige geologische overblijfsel is.
Affiniteit
In de natuurkunde is affiniteit een onbekende kracht die een rol speelt in cohesie, chemische actie, enz. In elke theorie over het heelal moet worden
Leucippus onderwees dat de ruimte is gevuld met atomen — werkelijk monaden — die onophoudelijk in beweging zijn. Epicurus en Lucretius voegden er het idee van affiniteit aan toe hoewel Leucippus ongetwijfeld hetzelfde in gedachte moet hebben gehad.
De levensatomen die na incarnatie worden afgestoten, keren door affiniteit bij de volgende wedergeboorte naar hetzelfde individu terug.
Afgrond
[Van het Engelse
Bodemloos, onpeilbaar, chaos, ruimte. De waterige diepte die het terrein van manifestatie van de kosmos wordt — een idee dat wordt teruggevonden in alle mythologieën. Bij de Sumeriërs, Akkadiërs en de Babyloniërs gaf de grote diepte het leven aan Ea, de alwijze onkenbare oneindige godin, terwijl in de Chaldeeuwse kosmogonie Tiamat, het vrouwelijke beginsel, de belichaming is van chaos. De afgrond of chaos is de verblijfplaats van kosmische wijsheid. De Egyptische kosmogonie noemt Nut de hemelse afgrond terwijl de Scandinavische kosmogonie het heeft over Ginnungagap (de diepte van het nageslacht van Ginn), de onbegrensde leegte of de onpeilbare diepte van illusie (SD 1:367).
Afrit
(Arabisch) [van
Afrit is een klasse van natuurgeesten of elementalen die in de Arabische mythologie wordt beschreven als de machtige en kwaadaardige jinn.
Agade
Ook
De oude stad van de Babylonische heerser Sargon I (2637-2587 v. Chr.), het woord verwijst naar de beschermheilige van de stad, Ishtar of Anunit.
Agama
(Sanskriet)
Dichtbij komen, naderen. Als een mannelijk zelfstandig naamwoord: nadering, verschijning; studeren, lezen, het vergaren van kennis, wetenschap. In de filosofie zijn het traditionele leringen die worden overgedragen, maar ook een verzameling van heilige leringen zoals de Brahmana’s.
Saivites (aanbidders van Śiva) kennen 28 agama’s die de volledige leer belichamen; Saktas geeft 77 agama’s of tantra’s; vaishnava’s (volgelingen van Vishṇu) beschouwen de
Agamin
(Sanskriet)
Komend, naderend. Wanneer toegepast met karma: aanstaande, de nabije toekomst; wanneer toegepast met betrekking tot voortekenen: gewoon, veranderlijk, als tegengesteld aan sthira (vaststaand).
Agapae
(Grieks) [meervoud van
Liefdefeesten. Niet alleen de liefde voor God maar de liefde van christenen voor elkaar als leden van een goddelijk geïnspireerde gemeenschap. De agapae kwamen bijeen voor gebed, gezang, lezen, aansporing of terechtwijzing en het uitwisselen van nieuws en eindigde met een broederlijke kus. Met een toegenomen secularisatie kwam misbruik geleidelijk opzetten waardoor de feesten in de loop van de tijd uiteindelijk zo berucht werden dat ze moesten worden afgeschaft.
Agasti
(Sanskriet) Ook
Onderwerper van bergen. Een beroemde muni en de vermeende auteur van een aantal hymnen van de
In de literatuur van de Tamils wordt Agastya traditioneel gezien als degene die literatuur en wetenschap naar Zuid-India heeft gebracht en die de Dravidiërs heeft onderwezen in geneeskunde, astrologie en magische kunsten.
Agastyah is ook de naam van de bestuurder van Canopus (vgl. VP 2:8).
Agathodaemon
(Grieks) Ook
De goede genius ([in de nog zuivere oudheid] voorgesteld als een jeugdig persoon die een hoorn van overvloed en een kom vasthoudt, of een klaproos en korenaren) op wie in Athene bij het diner een glas met zuivere wijn werd geheven. In een van zijn vele vormen is hij de kosmische Christos, de slang van de eeuwigheid — die in het menselijk intellect de slang van Genesis wordt — die na het verval van de Middellandse Zee-beschavingen veranderde in satan.
Brahman die hiërarchieën tot stand moet brengen wordt viervoudig en emaneert achtereenvolgens daemonen, engelen, pitri’s en mensen. Agathodaimon verwijst naar de eerste van deze emanaties, zonen van kosmische duisternis en duidt op het onbegrijpelijke licht dat voorafgaat aan het gemanifesteerde licht. De christelijke theologie heeft dit zich zo voorgesteld door het leger van Satan aan te wijzen als de eerste zonen van God, maar heeft onbewust hun afdaling verkeerd voorgesteld om de mens aan te zetten zich te verzetten tegen de Almachtige Kracht. En zo kwam het dat agathodaimon later de vijand werd van goddelijke En zo kwam het dat agathodaimon later de vijand werd van goddelijke welwillendheid. Hetzelfde is gebeurd met de asura’s in India en met de kosmische slang. Op gnostische sieraden wordt hij weergegeven met de naam Chnouphis of Chnoubis.
Clemens van Alexandrië, de ingewijde neoplatonist, wist dat agathodaimon de kosmische christos was en de ware spirituele bevrijder van de mensheid, net als Prometheus — die een vroege vorm van de agathodaimonleer belichaamt en duidt op de verlichting van de mensheid door de invloed van een reïncarnerende geestelijke kracht. Tegenover hem staat kakodaimon, de kwade genius of de lagere slang, de Satan die Christus smeekt hem te aanbidden en zegt
Kakodaimon is het lagere alter ego van agathodaimon en is kama-manas, de misleider die tegenover buddhi-manas, de bevrijder, staat.
(Grieks) Het goede (beginsel).
Het hoogste punt of toppunt van het goede in morele zin, het summun bonum; de naam die Plato gaf aan dat aspect van het goddelijke dat anders het ongemanifesteerde of de eerste logos zou heten. Hoewel soms vergeleken met atman, dat overeenkomt met het Griekse pneuma, is paramatman een beter equivalent voor agathon. Het is ook gelijk aan het boeddhistische alaya (het onoplosbare of altijd-blijvende).