Papapurusha
(Sanskriet)
Een slecht mens. Gebruikt bij de verpersoonlijking van alle zondes of het type van de zondaar. Esoterisch slaat het op
iemand die opnieuw is geboren, of gereïncarneerd vanuit de toestand van
Para
(Sanskriet)
In de filosofie staat para voor oneindig, het hoogste, de laatste grens.
(Sanskriet)
Het hoogste, de laatste grens of limiet, gebruikt voor vach (mystieke spraak). Er zijn vier soorten vach: parā, pasyanti, madhyama en vaikhari. Parā-vach is het hart of de oorsprong van elke vaikhari of geuite spraak. Parā-vach komt overeen met Brahman als het om de kosmos gaat, want de kosmologische en kosmogonische betekenis van vach komt erg dichtbij de kosmische Logos van de Grieken.
Parabrahmadharaka
(Sanskriet)
Een uitdrukking van Subba Row voor de kosmische drager van het goddelijke, de schakel tussen parabrahman en elke kosmische hiërarchie. Dharaka is hier dus gelijk aan de kosmische hiërarch.
Parabrahman
(Sanskriet)
Dat wat voorbij Brahman is. Het zelfblijvende, eeuwige zelf, de zelfgenoegzame oorzaak van alles, de ene essentie van alles in de kosmos. Het is er vóór alle dingen in de kosmos en is de enige grenzeloze levende bewustzijn-substantie van waaruit het bestaan begint als een centrum van kracht dat de Logos genoemd zou kunnen worden. In het tijdperk van de Vedische geschriften wordt ernaar verwezen als
Parabrahman is nauw verbonden met mulaprakriti. Hun interactie en vermenging zorgt voor de eerste trilling in een nevelvlek, als de woorden van het Universele Leven uitgesproken worden, wanneer geestelijk verlangen het eerst tot ontstaan komt aan het begin van alle dingen
Het parabrahman van de Vedānta wordt op dezelfde manier gezien als een eeuwige en periodieke wet die een actieve en scheppende kracht veroorzaakt om uit het altijd-verborgen en onbegrijpelijke ene beginsel aan het begin van elk mahamanvantara of nieuwe periode van kosmisch leven te emaneren.
Parabrahman staat in dezelfde verhouding tot de Logos als ons atman staat tot ons karana-sarira, en parabrahman is het absolute fundament van het hoogste zelf.
Parabrahman is gelijk aan het ’eyn-soph van de Chaldeeuwse Kabbalah.
Paradesa
(Sanskriet)
Het gebied boven of voorbij. Het zouden de hooglanden zijn waar de oudste sporen van Sanskrietsprekende mensen zijn teruggevonden. Eigenlijk is het juister te zeggen dat het de bakermat van de eerste denkende mens is. Het is ook het heilige land in Centraal-Azië dat werd bewoond door de Draken van Wijsheid of ingewijden en in deze zin is het ook hetzelfde als Śambhala.
Paradijs
[van Grieks
Gebruikt in het Perzisch en Grieks voor een lusthof of een koninklijk domein. In de Bijbel vinden we een Hebreeuwse vorm (
De Perzische overlevering ziet de Tuin van Heerlijkheid ver ten noorden van de Kaukasus in de poolstreken liggen, waar het onvergankelijke heilige land lag vanwaaruit een stroom uit de aardse bron van leven naar buiten kwam. Adi-varsha was het Eden van de eerste rassen, in het bijzonder van het oorspronkelijke derde wortelras. Het Eden van het vijfde wortelras is niet meer dan een vage herinnering. De Tuin van Eden of van God (Ez. 31:3-9) was het thuis van de ingewijden van Atlantis dat nu is verzonken en verdwenen.
Het Eden van Genesis is de geweldige verzameling van vele betekenissen in één vertelling, waarin de Adams van de verschillende wortelrassen tot één zijn gemaakt. Eden was namelijk de oude naam van Mesopotamië en aangrenzende gebieden en onder die ene naam vallen de betekenissen van waar de ingewijden verblijven, een heilig land van waaruit volkeren ontstonden en dat het toekomstige doel van zaligheid moet zijn. Het Eden van de Hebreeuwse boeken die joden, christenen en moslims allemaal in Mesopotamië hebben geplaatst, waar nu de woestijnen van Perzië en Afghanistan liggen, verwijst ook naar wat in prehistorische tijden een groot en hoog ontwikkeld centrum van cultuur en beschaving was, waar een aantal van de mysteriescholen waren te vinden. Totdat de veranderende cyclussen zorgden voor verval en ten slotte het uit elkaar vallen van deze zetel van oeroude wijsheid, werd het beschouwd als het verloren gaan van de toenmalige menselijke Adam — het ras van die tijd — van het paradijs waarin hij had gewoond. Edens en paradijzen hebben altijd bomen en deze duiden volgens één interpretatie op de ingewijden van het heilige land, en in een andere zin zijn zij de Levensbomen van de Boom van Wijsheid voor de mens zelf. In de Kabbalah is Eden de plaats van inwijding.
Door de degeneratie van de mens veranderde later de betekenis van het symbool van het paradijs in de zegeningen van sensueel plezier, zoals de Houris in het paradijs van de moslims, de Olympus van de Grieken of de Hemel van Indra (svarga).
Parama
(Sanskriet)
De hoogste of verhevenste van elke reeks of een hiërarchische vertakking.
Paramapada
(Sanskriet)
Hoogste staat of positie. Niet een materiële maar een geestelijke hoogte, waartoe jivanmukta’s of monaden behoren die vrijheid van karma hebben bereikt. Dus zij bereiken de hoogste toestand of staat, in welke hiërarchische betekenis dan ook.
Paramapadatmavat
(Sanskriet)
Dat wat de ware essentie is of aard van de hoogste geest die grenst aan de onvoorwaardelijke aard van de hiërarch.
Paramarshi’s
(Sanskriet)
De grootste wijzen.
Paramartha
(Sanskriet)
Het werkelijke of allerhoogste zelfbewustzijn. Ook een groot mystiek werk dat volgens een legende door oude ingewijden zou zijn overhandigd aan Nagarjuna.
Paramartha is in de ogen van boeddhistische ingewijden het laatste of hoogste doel dat door de strevende en vorderende adept bereikt kan worden in het huidige zevenvoudige planetaire manvantara. Wanneer hij het lagere viertal van zijn zevenvoudige constitutie heeft overwonnen of bedwongen en de eigenschappen ervan heeft omgezet zodat hij in het hoogste deel van zijn hoogste triade kan leven — wanneer hij zelfbewustzijn heeft bereikt terwijl hij leeft in zijn eigen monadische essentie — verwerft hij paramartha of dat absolute bewustzijn dat vanwege zijn bevrijding van alle menselijke kwalificaties of kenmerken, met recht absoluut onbewustzijn kan worden genoemd. Op een andere manier uitgedrukt is het het bewuste bestaan als een nirvani. Het is de staat waarin de hoogste triade van de boeddha overgaat, wanneer hij eenmaal het boeddhaschap heeft bereikt. Dit ingaan van de hogere triade van de boeddha in nirvāṇa weerhoudt zijn lagere viertal absoluut niet van actieve dienstverlening aan de wereld, want zijn lagere viertal dat nu is gereinigd van alle kenmerken van de gewone persoonlijkheid en dat wordt overschaduwd door de hogere triade van de boeddha, is een nirmāṇakāya van een hoge graad geworden.
Paramartha
(Sanskriet)
Absolute of sublieme waarheid of werkelijkheid. Vanuit een ander standpunt gezien, de weg van zuivere wijsheidkennis die aan de adept individuele vrijheid geeft, in tegenstelling tot samvriti-satya (relatieve waarheid). Wanneer de adept de eerste stadia van paramartha-satya heeft bereikt wordt hij een jivanmukta (bevrijde monade) en is van dat moment af bevrijd van de onophoudelijke cyclus van omzwervende wederbelichamingen tot aan het einde van het kalpa. Het Tibetaanse equivalent is dondampai-denpa.
Paramarthika
(Sanskriet)
Heeft betrekking op een hoog of geestelijk doel of op een hoogste waarheid. Werkelijke, essentiële waarheid. In de filosofie van de Vedānta is het één van de drie soorten van bestaan: het ene werkelijke of ware bestaan.
Paramatman
(Sanskriet)
Het hoogste zelf. Het zelf dat hoger is dan het zelf van de menselijke ego. In de menselijke constitutie bestaat het paramatman uit de drie hoogste beginselen, met speciale nadruk op het atman. Vandaar dat deze arupa-triade collectief het paramatman wordt genoemd, de top of bloem van de hiërarchie die de mens is. Maar het is tegelijkertijd de wortel of bron van het atman van de arupa-triade. Dus paramatman is dat wat verder gaat of zelfs hoger is dan het atman (hoogste zelf) van elke hiërarchie, de Eerste of Ongemanifesteerde Logos van het heelal.
Paramavadhi
(Sanskriet)
De hoogste sferen. Een plaats of loka van zuiver geestelijke aard waar, volgens de aanhangers van de Visishtadvaita Vedānta, van de zaligheid wordt genoten door hen die moksha of vrijheid van geest hebben bereikt en volledig zijn bevrijd van de gemanifesteerde werelden. Deze plaats
is niet stoffelijk maar
Paramita
(Sanskriet)
Gegaan of overgestoken naar de andere oever. Hiervan afgeleid: deugdzaamheid of volmaaktheid. De paramita’s variëren in aantal afhankelijk van de boeddhistische school, sommige tellen er zes, andere zeven of tien, hoe dan ook, zij zijn de glorieuze of transcendente deugden — de sleutels voor de poorten van jnana (wijsheid). Blavatsky geeft deze zeven sleutels als
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
De zes, zeven of tien paramita’s maken deel uit van de eerste drie trainingsgraden van het discipelschap: zes voor de beginners, zeven voor degene die verder gevorderd is en tien worden beoefend door de adept. Het trouw naleven van deze deugden is de plicht van iedere discipel en het trouw en standvastig uitoefenen markeert de progressie langs de mystieke weg.
De overige drie paramita’s, die het totaal op tien brengen, zijn
*OV: In sommige andere oude Indo-Europese talen, zoals het Russisch, wordt sila (сил of сила) vertaald met
Paranatellon
(Grieks) Opkomen met.
Een astrologische term die van toepassing is op bepaalde sterrenstelsels die buiten de dierenriem liggen maar wel op hetzelfde moment opkomen als de achtereenvolgende 36 decanaten van de dierenriem.
Paranirvāṇa
(Sanskriet) Ook
Dat wat verder weg ligt dan nirvāṇa. Een periode van kosmische rust (mahapralaya of Grote Nacht van Brahma) die 311.040.000.000.000 aardse jaren duurt. Wordt ook wel de grote Dag Wees-met-Ons genoemd. De Egyptische Dag van Kom-naar-Ons en de christelijke Dag van het Laatste Oordeel die echter is vermaterialiseerd door het moderne dogmatisme.
De dag waarop ‘de vonk weer de vlam zal worden (d.i. de mens zal opgaan in zijn Dhyan-Chohan) en mijzelf en anderen, uzelf en mij zal worden’, zoals de stanza zegt, betekent het volgende. In
Het kosmische pralaya voltrekt zich in analogie met de dood van een mens. De spirituele monaden worden in hogere gebieden van het Zijn teruggetrokken, om daar verder te leven en zich verder te ontwikkelen, terwijl de lagere elementen of lichamen van het heelal verspreid raken, net zoals ons fysieke lichaam en de lagere psychologische voertuigen dat na het overlijden doen.
Paranishpanna
(Sanskriet) Ook
Voorbij de staat van verder te zijn gegaan. Filosofisch is het de absolute perfectie die alle bestaansvormen bereiken aan het einde van een grote periode van activiteit (mahamanvantara). Het is gelijk in betekenis aan paranirvāṇa en komt overeen met het Tibetaanse yong-grub.
Parardha
(Sanskriet)
De helft van een cyclus die voorbij is gegaan, de periode van één helft van een Eeuw van Brahmā of een mahakalpa dat al is verstreken — een Eeuw van Brahmā en een mahakalpa zijn algemene termen van verschillende duur.
Parasakti
(Sanskriet)
De hoogste kracht of vermogen. Het gehele heelal is opgebouwd uit zeven of tien prakriti’s met hun overeenkomende zeven of tien purusha’s of kosmische energieën. Parasakti is in één betekenis de hoogste van deze zeven krachten en handelt, zoals alle andere śakti’s, niet alleen op zijn eigen gebied of in zijn eigen specifieke prakriti, maar breidt zich net zo goed uit door alle andere zes śakti’s of prakriti’s. Daarom heeft ieder kosmisch gebied zijn eigen dominante energie of prakriti of śakti en toch bevatten zij tegelijkertijd ook die van het gebied erboven en in een onontwikkelde vorm van die eronder waarin het wegstroomt bij het ontplooien van de krachten als de evolutie zich gedurende het manvantara voortzet. Dus is parasakti op het fysieke gebied dat wat we licht en warmte noemen maar omvat ook op zijn eigen oorspronkelijke gebied de metafysische oorsprong van licht en warmte — de intelligente activiteit van het buddhi-beginsel, en betekent licht in combinatie met de vitale warmte van kama of kosmische liefde (de Griekse Eros).
Parasara
(Sanskriet)
De vedische rishi die de verteller van het
Parasu
(Sanskriet)
De avatara of afdaling van Vishṇu die bekend is als ‘Rama met de bijl’ die volgens de zuiver theologische interpretatie, een einde maakte aan de kshattriya’s (kaste van de krijgers) die zorgden voor onrust onder de brahmanen (kaste van priesters en geleerden) en hun macht hadden afgenomen. Legenden van avatara’s zijn gebaseerd op een kosmogonische, planetaire en zelfs menselijke geschiedenis, maar ook op de beginselen van analoge herhalingen tijdens het tevoorschijn komen van aeonen van tijd.
Paratantra
(Sanskriet)
Gebruikt door de yogācharā’s met de betekenis van
dat wat niet zelf of op zichzelf bestaat, maar alleen door een afhankelijke of oorzakelijke verbinding. (TG 250)
Parikalpita
(Sanskriet)
Dat wat door een grens wordt bepaald, dat wat is begrensd. Een vergissing, de vrucht van illusie. Van parakalpita wordt gezegd dat het één van de grote vijanden van absolute kennis is.
Parinamin
(Sanskriet)
Veranderen, aanpassen, onderwerpen aan aanpassingen.
Het zelfstandig naamwoord parinamana betekent het volledig tot ontwikkeling brengen van dat wat betrekking heeft op karma.
Parnassus
(Grieks)
Een bergketen in Centraal-Griekenland, maar is vooral de naam van zijn toppen in de buurt van Delphi, de zetel van Apollo en de muzen, die waren gewijd aan Dionysos. Zoals met andere heilige bergen was het de verblijfplaats van de hoofden van de gemeenschappen van adepten.
Paroksha
(Sanskriet)
Verder dan wat zichtbaar is, onzichtbaar. Als een zelfstandig naamwoord staat het voor het intellectueel of intuïtief begrijpen door middel van innerlijke vermogens.
Parthenogenese
[van Grieks
Een vorm van voortplanting die noch seksueel noch aseksueel is, waarbij het nageslacht wordt gevormd uit een vrouwelijk ei of uit een geslachtscel zonder dat een bevruchting plaatsvindt, ofwel van het individu zelf of van een ander individu. Zelfs tegenwoordig komt het nog voor bij bepaalde primitieve diersoorten als een fase van een proces van het veranderen van geslacht. Een onvolmaakt vrouwelijk individu komt uit een ei dat is gelegd door een volmaakt vrouwtje na een zwangerschap en gaat door met het voortbrengen van haar soort gedurende een aantal generaties zonder verdere bevruchting. Mannetjes kunnen op dezelfde wijze worden voortgebracht, waardoor mogelijkheden ontstaan voor een hernieuwde seksuele voortplanting.
Een analoog proces is bekend in de plantkunde, waar een perfect embryo wordt ontwikkeld zonder dat er stuifmeel aan te pas komt. Wat ook het geval is bij andere methoden van voortplanting die zich tegenwoordig beperken tot lagere organismen dan de mens, maar die in eerdere cycli normaal waren voor die wezens die toen de menselijke levensgolf vormden.
Partsuphin
(Aramees)
Gezichten, aangezichten, aspecten. Gebruikt in de Kabbalah als een equivalent voor ’Anaph (meervoud ’Anpin) en verwijst naar de gemanifesteerde werelden, omdat elke gemanifesteerde wereld een aspect of visie is van een inwonende geestelijke, psychologische en fysieke groep van hiërarchische entiteiten. Het staat daarom voor het collectief van de bollen van een planeetketen.
Parvan
(Sanskriet)
Een afdeling of sectie van een boek, zoals het
Pasa
(Sanskriet)
Een strik, lus, knoop, band, keten, draad — zowel letterlijk als figuurlijk. Vooral gebruikt in verband met Yama, de hindoegod van de dood, afgebeeld als de drager van een lus. De jaïns en boeddhisten gebruiken het woord voor alles dat de ziel vastbindt of belemmert, dat wil zeggen de uiterlijke wereld van stof en waarneming.
Als een embleem van ‘deur, poort, mond, de plaats van uitgang’ betekent het meer nog de ‘enge poort’, die leidt naar het koninkrijk van de hemel, dan de ‘geboorteplaats’ in fysiologische zin.
Het is inderdaad een
Pasen
[Het Engelse
Pasen is het resultaat van veel verwarring en bestaat uit een oud compromis van drie gebruiken:
a) het oorspronkelijke ‘heidense’ lentefeest (hoofdzakelijk in zijn Noord-Europese vorm)
b) de kerkelijke legendes én
c) het joodse feest van Pascha (Pesach).
Wanneer we de christelijke versie van dit oude thema volgen, staan de gelovigen op Goede Vrijdag stil bij de afdaling van Christus in het graf. Op de daaropvolgende zondag, wat de derde dag is, wordt de wederopstanding gevierd. Door een verwarring in het denken van de eerste christenen waren er bepaalde aspecten van het paasfeest die, zo dacht men, beter zouden passen bij de winterzonnestilstand, die die christenen heel juist hadden gereserveerd voor de herdenking van de
Op het noordelijk halfrond is het de tijd van vernieuwing van het leven van de natuur en daarom het juiste seizoen voor het vieren van het mysterie van wedergeboorte en vernieuwing.
Pasen ligt rond het moment van de aanvang van één van de vier heilige seizoenen die zijn verbonden met de equinoxen en zonnestilstanden en die in de oude mysteriën afzonderlijk werden gevierd als een weergave van de vier belangrijke stadia van het inwijdingsdrama. Het was tijdens dit tweede stadium van inwijding dat de ontwaakte persoon — waarin de Christus al veel eerder was geboren (wat wordt gevierd op het moment van de winterzonnestilstand, op of rond 21 december) — de overwinnaar van het zelf zou gaan worden en daarna een leraar.
De traditie van de eieren met Pasen is een symbool van wedergeboorte en laat de invloed van de oude rituelen zien, vooral in Noord-Europa.
Pasht
(Egyptisch) Ook
De godin van Pekhit die de vrouwe van Ant en van Set wordt genoemd, wordt in het algemeen gezien als de bestraffer van schuld en de verwijderaar van smetten. Zij was het vrouwelijke aspect van het lagere kosmische Ptah — het intellectuele scheppende beginsel — en vanwege haar eigenschappen van de maan, werd zij beschreven als een wezen met het hoofd van een kat of de godin met het hoofd van een leeuwin en leek enigszins op Bast. Als de vrouwe van Sept (de ster Sirius) werd zij vereenzelvigd met Isis, Hathor en Sekhet.
Pashut
(Hebreeuws)
Uitgekleed, onthuld. Een van de vier methoden die door de joden werd gebruikt bij het interpreteren van de Bijbel.
Pastophori
(Grieks) Drager van het heiligdom.
Een groep kandidaten voor inwijding, vooral in het oude Egypte, die de kist met de overledene droeg — de zonnegod die was gedood en opnieuw was opgestaan — tijdens de ceremonie waarin de kandidaat voor hogere inwijding door de poorten van de dood moest gaan.
Pasu
(Sanskriet)
Een vastgebonden dier of offerdier.
Pasyanti
(Sanskriet)
Een van de vier vormen van mystieke spraak ofwel vach, de andere worden parā, madhyama en vaikhari genoemd. De pasyanti-vorm is kosmologisch gezien de kosmische Logos die zich als eerste heeft gemanifesteerd.
Pataliputra
(Sanskriet)
De oude hoofdstad van Magadha, een koninkrijk in het oosten van India ongeveer in de omgeving waar de Sona en de Ganges samenkomen en waar tegenwoordig de moderne stad Patna ligt.
Patanjali
(Sanskriet)
De stichter van yogafilosofie, ook door velen beschouwd als de auteur van de
Pater
(Grieks, Latijn) Vader
De zevende en laatste inwijdingsgraad van de Broederschap van Mithras.
Patriarchen
Een van de namen van de heersers over mensen en rassen.
Het Chaldeeuwse judaïsme ziet zijn goden als patriarchen. In de Kabbalah worden de sefiroth de scheppers en daarna wereldse patriarchen, zowel in tijd als in ruimte. De mensheid werd vanaf het eerste wortelras, tot aan het begin of zelfs midden van het derde wortelras, bestuurd door regenten of gidsen, vervolgens door patriarchen of halfgoden, helden enz. de namen die aan deze verschillende klassen van toezichthoudende entiteiten zijn gegeven variëren per land. Maar het woord patriarch heeft een speciale verwijzing naar de stambomen van Genesis: van Adam tot Noach, de nakomelingen van de drie zonen van Noach, de zonen van Jakob. Die van Adam aan Noach worden op twee manieren gegeven die niet met elkaar overeenstemmen maar, zoals het geval is met de Indiase rishi’s, zijn zij op verschillende tijden omwisselbaar en uitwisselbaar. Zij stellen onder andere de rassen en eeuwen voor van vóór de vloed, dat is te zeggen wanneer Adam alleen wordt gezien als behorende tot het vijfde wortelras, dus voor de rassen vóór deze Adam. Zij stellen op verschillende momenten chronologische data voor, symbolen van zonne- en maanjaren, van astronomische perioden en zelfs van fysiologische functies wanneer zij worden gebruikt voor rassen, zoals in andere symbolische stelsels van mythologieën. Zo is het getal van Enoch 365, wat heel herkenbaar is. De zonen van Jakob staan voor de tekens van de dierenriem. We hebben hier dus een fragment van de oude mysterietaal met zijn zeven sleutels. Een enkele naam kan bijvoorbeeld voor een mens staan, een ras of een tijdperk enz. De prajapati’s (voorouders) van het Sanskriet vormen in één opzicht een parallel, net zoals de Ameshaspenta’s van de Mazdeeërs.
Paulus
Een man waarvan de legende zegt dat hij zuiver joods was en uit de stam van Benjamin kwam. Aanvankelijk was hij een vervolger van christenen totdat hij op een gegeven moment een mystieke verlichting heeft doorgemaakt, waarover hij spreekt. Zijn verschillende brieven laten zien dat hij een ingewijde is. Hij erkent dat Christus — de Christos — in beginsel het hoger zelf in de mens is en hij streeft ernaar deze waarheid over te brengen naar de menigten die bijeenkomen, waarbij hij zijn zienswijze aanpast aan het begripsvermogen van de aanwezigen. Het is duidelijk dat hij zijn best doet om een zo goed mogelijke interpretatie van het christendom te geven als maar mogelijk is onder de verschillende en niet veel goeds belovende, en vaak inderdaad stijfkoppige menigten die naar hem luisterden. Dat hij niet in staat is de bekende evangeliën te vermelden is te danken aan het feit dat die van een veel latere datum zijn. Het soort christendom dat zich na eeuwen heeft weten te vestigen zou er heel anders uit hebben gezien als de filosofische leringen van Paulus serieuzer waren genomen, want zij zijn door de bank genomen helder genoeg, zelfs zonder een esoterische sleutel. Vaak zijn zij misvormd bij het interpreteren, zoals bij de leer van het beoordelen naar het geloof en niet naar werken, wat aan hem wordt toegeschreven.
Wanneer we Romeinen 3 lezen met een onbevooroordeeld oog, zien we dat hij erop staat dat de mens niet deugdzaam kan worden door de letter van de wet te volgen en door het alleen maar doen van vrome daden, maar door de
Er is een tegenstelling gecreëerd tussen de leringen van Paulus en Petrus — respectievelijk degenen waarnaar wordt verwezen als de paulinische en petrinische theologie — die respectievelijk het heidense en het joods-christelijke gedachtegoed vertegenwoordigen. En deze twee zijn vaak het onderwerp van controversen en verzoeningspogingen geweest.
Paurusha
(Sanskriet)
De dood, of het leven, van een mens.
Pavaka
(Sanskriet)
Een van de drie vermenselijkte vuren, kosmisch of menselijk. Een van de drie zonen van Agni-Abhimani en Svaha. Agni-Abhimani, zijn drie zonen — Pavaka, Pavamana en Suchi — en hun 45 zonen, vormen samen de mystieke 49 vuren van het occultisme. Pavaka is het elektrische vuur of vaidyuta [van
Pavamana
(Sanskriet)
Een van de drie verpersoonlijkte vuren, kosmisch of menselijk. Een van de drie zonen van Agni-Abhimani en Svaha. Agni-Abhimani, zijn drie zonen — Pavaka, Pavamana en Suchi — en hun 45 zonen, vormen samen de mystieke 49 vuren van het occultisme. Pavamana is het vuur dat ontstaat door wrijving, soms nirmathya genoemd en is de ouder van saharaksha, het vuur van de asura’s.
In metafysische zin betekent het ‘vuur van de wrijving’ de vereniging van
Pavana
(Sanskriet)
De zuiveraar. Vaak gebruikt voor de wind. Pavana zou als god van de wind de vader van Hanumat of Hanuman zijn, de apenkoning van het
Peetouders
Een christelijk gebruik dat nog sterk leeft in de Grieks-Orthodoxe kerk, dat minder prominent aanwezig is in de rooms-katholieke kerk en volledig is vergeten in de protestantse kerk, en is gebaseerd op het feit dat wanneer een spirituele leraar begint met het onderwijzen van zijn leerling, hij het karma van de leerling overneemt voor zover dat betrekking heeft op de occulte wetenschappen, totdat de leerling zelf een meester is geworden. De peetouders
nemen onbewust alle zonden van het zojuist gedoopte kind op zich — (gezalfd, als bij de inwijding, een waar mysterie!) — totdat de dag aanbreekt dat het kind een verantwoordelijke eenheid wordt, die weet wat goed en kwaad is. (BCW 9:156, vgl. 9:285-6)
Peiru
(Chinees)
De overlevering zegt hij dat hij de stichter van China en voorouder van de Chinezen was. Volgens de legende was deze koning, die geliefd was bij de goden, door twee orakels gewaarschuwd voor een ramp die het eiland-continent van Ma-li-ga-si-ma te wachten stond, vanwege de zondigheid van zijn reuzen zou dat onder de golven van de zee gaan verdwijnen. Gewaarschuwd ging hij met zijn familie met een schip de oceaan op en landde op de kusten van China. Dit is de Chinese versie van het vergaan van het continent van Atlantis.
De Eeuwige Pelgrim stelt de goddelijke monade van de mens voor gedurende zijn periode van incarnatie, zo genoemd vanwege zijn vele omzwervingen omlaag en omhoog door de zeven, tien of twaalf kosmische gebieden. Hij is de bron van de gehele zevenvoudige constitutie van manifesterende entiteiten en door de diverse emanerende processen van binnenuit vormt die voor zichzelf de diverse omhulsels, sluiers of mantels van bewustzijn, die in hun geheel het volledig gemanifesteerde zevenvoud vormen.
Peling
(Tibetaans) Buitenlander in het algemeen, maar door Tibetanen vooral gebruikt voor Engelsen.
Volgens mw. David-Neel gebruiken de Tibetanen de term urusso en niet ‘philing’ voor de Russen.
Penaten
(Latijn) Bij de Romeinen zijn zij de huisgoden of soms goden van de Staat.
Er werden afbeeldingen van gemaakt waaraan eer werd bewezen en die huis, haard en gezin zouden moeten beschermen. Aeneas brengt met veel zorg en vroomheid de huisgoden van Troje naar zijn nieuwe woonhuis in Italië. Het heelal is vol hiërarchieën van intelligente wezens, van de allerhoogste tot de allerlaagste, naast die van de organische natuurrijken. Elk volk uit de oudheid, werkelijk ieder mens die niet tot de westerse beschaving behoort, had of heeft zijn beschermgoden van huis, veld, markt enz. Zelfs de Westerse beschaving heeft hetzelfde onverminderde geloof waaraan hij uitdrukking geeft in duizenden gewoontes, gebruiken en rituelen.
Het idee van huisgoden onderging grote veranderingen en is mogelijk in verval geraakt. Zij behoren ongetwijfeld tot de grote groep van genii, of die nu bij de familie behoren of een staat, en een genius is alles vanaf een planeetgeest tot wat de eenvoudige fantasie van het middeleeuwse Europa een fee noemde. Dus is het gemakkelijk te begrijpen hoe namen hun oorsprong vinden in de oude mysteriescholen en hoe zij tot de mensen zijn gekomen die meer bezorgd waren om hun lichamelijke welzijn dan tegenwoordig. De gelijkluidende getuigenis van de Romeinse oudheid laat zien dat de huisgoden de beschermengelen waren die werden geacht te waken over individuen en die zo mogelijk te beschermen, waar karmische banden voor zorgden.
Aangezien mensen individueel en gezamenlijk integrale delen van de natuur zijn, zijn zij verbonden met geestelijke krachten waarvan de mensheid niet alleen het nageslacht is, maar in een bepaalde betekenis ook de afgezant op aarde. De eerbied die door de Romeinen aan de huisgoden werd betoond was voor hun een manier om onbewust te verklaren dat elk individu en groep, zoals een volk, onder het wakende oog van hun eigen oorspronkelijke geestelijke vormen in de hemelse rijken staan.