© Theosophical University Press 2017

Pratyekaboeddha­

(San­skriet) pratyeka boeddha­ [van prati naar, voor + eka een]

Ieder voor zichzelf, verheven en in één opzicht heilige mensen, die verlangen naar spirituele verlichting voor zichzelf alleen. Zij ...

zijn die bo­dhi­satt­va’s die naar het dharmakāya-kleed streven en het na een reeks levens vaak ook verwerven. Onverschillig voor de ellende van de mensheid en haar geen hulp biedend, maar slechts op hun eigen gelukzaligheid gericht, gaan ze nirvāṇa in en verdwijnen uit het gezicht en het hart van de mensen. In het noordelijke boeddhisme staat een ‘pratyekaboeddha­’ gelijk aan een spiritueel zelfzuchtig persoon. Wie pratyekaboeddha­ wordt betuigt alleen aan zijn zelf respect. (Stem 87, 41)

Zij verwerven het nirvāṇa als het ware vanzelf en laten de wereld en zijn ellende voor wat het is. Hoewel toch heel verheven staan zij niet op dezelfde hoogte als Zij die een on­uit­sprekelijke grootsheid, wijsheid en medelijden kennen, de boeddha­’s van compassie.

De prateykaboeddha­ is van een graad die exclusief toebehoort aan de yogācharā-school en toch is die van een hoge intellectuele ontwikkeling maar met geen ware spiritualiteit. Het is de weg van de dode letter van de yogawetten, waarin intellect en begrip de grootste rol spelen, die wordt toegevoegd aan het strikt uitvoeren van de regels van innerlijke ontwikkeling. Het is een van de drie paden naar nirvāṇa én de laagste, waarin een yogī — ‘zonder leraar en zonder anderen te redden’ — door niet anders dan wilskracht en inachtneming van technische regels een soort van individueel nominaal boeddha­schap bereikt. Hij doet aan niemand goed, maar werkt zelfzuchtig voor zijn eigen bevrijding, uitsluitend voor zichzelf. De prateyka’s worden uiterlijk gerespecteerd maar worden innerlijk veracht door hen met een goed oog of waardering voor spiritualiteit. Een prateyka wordt algemeen gezien als een ‘khadga’ of een solitair levende neushoorn en wordt ook wel ekashringa rishi genoemd, een zelfzuchtige solitaire rishi (of heilige). (TG 261)

Pravaha

(San­skriet) Pravaha [van pra voorwaarts, vooruit + de werkwoordstam vah dragen]

Voortdragen. Een van de zeven winden of kosmische geesten — mystieke en occulte krachten die een impuls geven aan de loop van sterren en planeten en die reguleren.

Pravritti

(San­skriet) Pravṛtti [van pra vooruit, voorwaarts + de werkwoordstam vṛt uitrollen, draaien, ontvouwen]

Evolutie of emanatie. Het proces van het onthullen of verder ontvouwen van geestelijke entiteiten in de stof, of omgekeerd, van in de stof levende wezens terug tot geestelijke entiteiten. Dit blijft gewoonlijk beperkt tot het proces waarbij de geest afdaalt in de stof of de passage van monaden langs de schaduwboog omlaag.

Zie ook Nivritti

Pravritti-marga

(San­skriet) Pravṛtti-mārga [van pra vooruit, voorwaarts + de werkwoordstam vṛt rollen, draaien, ontvouwen + mārga pad]

De weg van de evolutie in de stof, de weg die leidt naar een belichaamd bestaan in de werelden van materie; de schaduwboog. In de literatuur van de hindoes wordt het vaak gebruikt om te wijzen op de weg van handelingen in wereldse en religieuze zaken waardoor een mens kan laten zien wat hij kan doen. Wanneer het zo wordt gebruikt betekent het het verplaatsen van een oorspronkelijke mystieke gedachte naar een die slaat op wereldse aangelegenheden.

Zie ook Nivritti-Marga

Pre-existentie

Het vooraf bestaan in een eerdere staat: de ziel kan voorbestaan vóór het lichaam, Christus bestond als god al voor zijn incarnatie.

De leer van het voorbestaan van de ziel maakte ooit deel uit van het christendom en werd in de 2de eeuw nog aangehangen door onder andere Justinus de Martelaar, Origines en vele andere toen eminente christenen die zich onder zijn aanhangers bevonden, maar werd formeel veroordeeld en anathema verklaard tijdens de synode van Constantinopel onder Mennas rond het jaar 540. De vroegchristelijke leer hield in dat uit God alle zielen van mensen emaneerden, en dat die daarna herhaaldelijk op aarde moesten incarneren bij wijze van straf en als beproeving.

Precipitatie

Precipitatie in theosofische zin is een proces dat in essentie bestaat uit het vormen van een beeld van een bepaald object in het denken en het overdragen van dat beeld naar een zichtbare vorm op een of andere ontvanger, zoals papier. Dit werd vooral in de eerste dagen van de theosofie gebruikt als een verwijzing naar de precipitatie van de geschreven berichten van de Meesters. De berichten werden door wilskracht als mentale beelden aan een chela op afstand doorgegeven en de chela ontving deze telepathisch als stukken van mentale beelden, hij begreep ze geheel of gedeeltelijk, afhankelijk van zijn vaardigheid en dan schreef hij de berichten die hij voor doorgifte aan de geadresseerde had ontvangen zelf op of, als het een chela van een gevorderde graad betrof, materialiseerde die het bericht in een leesbaar handschrift. Het was gebruikelijk dat de berichten die aldus mentaal werden ontvangen werden opgeschreven door de chela en vaak in een handschrift dat leek op dat van de Meester, en dan werd het bericht via de gewone post of op een andere manier aan de geadresseerde doorgegeven.

Een mentaal beeld is een werkelijkheid en door het te materialiseren kopieert de behandelaar niet anders dan processen van de natuur, want alles in de stoffelijke wereld is niets anders dan een materialisatie van iets uit de innerlijke werelden dat via de astrale werelden in de stof neerslaat. Precipitatie wordt gedaan door gebruik te maken van psychologische of psychofysiologische vermogens die moeten zijn verworven door oefening, want zelfs in de gevallen van hen die met deze vermogens zijn geboren, bestaan zij door de beoefening ervan in vorige levens.

Enkele spiritistische mediums bezitten het vermogen van precipitatie instinctief, maar zij zijn onwetend wat betreft de oorzaak en achterliggende redenen en kunnen dat dus niet bewust beheersen. Zou de adept of mahātma het vermogen van precipitatie zelf gebruiken voor het overdragen van informatie aan anderen — iets wat erg zelden gebeurt — dan zou de precipitatie worden gedaan doordat hij zijn grote wilskracht daarvoor aanwendt en dan de astrale en etherische substantie verzamelt uit de omringende atmosfeer en die neer laat slaan op het papier.

Predestinatie

Predestinatie is de leer dat God alles heeft voorbestemd, vooral dat God al heeft beschikt welke mensen zullen worden gered en welke zullen zijn verdoemd.

Verdoemenis wordt gebruikt voor hen die zijn voorbestemd om naar de hel te gaan en de uitverkorenen zijn zij die gered zullen worden. Er zijn eindeloze sektarische discussies geweest of de verlossing die Christus heeft aangeboden nu wel of niet een ontsnapping betekent aan het noodlot van verdoemenis. Het eeu­wi­ge dilemma rond de vrije wil heeft niet opgehouden de gedachten van theologen te verbijsteren. Hoe kunnen we vrije wil in het plaatje toelaten zonder afbreuk te doen aan het gezag van God, hoe kunnen we een volkomen macht aan God toedichten zonder de vrije wil te vernietigen, hoe kunnen we een modus vivendi vinden of een ingenieus sofisme bedenken waarmee de tegenstellingen kunnen worden weggenomen? Deze zaken komen ondermeer aan de orde bij theologische discussies rond dit onderwerp.

Het probleem van een kosmische wet of processen in verband met het bestaan van de menselijke vrije wil komt tevoorschijn in de vorm van een schijnbaar antagonisme van een vrije wil met een wet, maar in de theosofische visie is de vrije wil een intrinsiek voorbeeld van een kosmische wet in het bijzonder en dus is er geen mogelijkheid een of ander antagonisme aan te voeren tussen een deel van de natuur, de mens en een ander deel van de natuur, de rest van het heelal, want de twee zijn door en door één. Wat het geheel bestuurt moet noodzakelijkerwijs ook een deel ervan besturen en wat het deel als een individu in essentie bevat moet ook in de natuur zelf aanwezig zijn.

Als we het hiërarchische stelsel waarop de natuur is gebaseerd in gedachten houden — één leven, één intelligentie en dus één plan dat bestaat voor alle hiërarchische vertakkingen, waarbij elke hiërarchische tak in zijn meest innerlijke essentie absoluut vrij is te handelen binnen de grenzen van zijn eigen terrein — zien we dat er geen verzoening nodig is voor de vrije wil van individuen in welk deel van de grenzeloze natuur ook voor het dagelijks leven, de vitaliteit of het begripsvermogen dat het Alles doordringt. Een mens maakt net zoveel gebruik van zijn vrije wil voor het beheersen van zichzelf als om te handelen — met andere woorden, we kunnen niet anders dan onze vrije wil gebruiken. Ook kunnen we ons niet anders gedragen dan volgens de wetten van onze eigen aard en de wetten van het heelal waarin we ons bevinden.

Het probleem ligt in het misbruik dat wordt gemaakt van het bijvoeglijk naamwoordje ‘vrije,’ dat op een wil zou duiden die onafhankelijk is of los staat van de kosmische eenheid en maar al te vaak wordt voorgesteld als iets dat min of meer ongecontroleerd en onbeheerst maar wat aanrommelt als die al niet geheel tegengesteld zou handelen aan de richting van het patroon van de kosmos. De mens is niet anders dan een kind van het heelal en is dat in al zijn delen, maar precies omdat het deel alles moet bevatten dat bestaat in het geheel is er in de mens en in elke andere entiteit een onverbrekelijke band met de kosmische wortel. De terughoudendheid om in het leven het zwijgzame mandaat van de kosmische wet te erkennen en in het leven toe te laten, zorgt voor alle vormen van kwaad, disharmonie en zelfs ziekte, waarmee het leven van de mens maar al te vaak wordt vervloekt. We kunnen de weg naar vrijheid, geestelijke vrede, wijsheid en liefde vinden door de individuele menselijke wil ondergeschikt te maken aan de harmonie van het goddelijke. Op zo’n moment wordt de mens een Boeddha of een Christus, een bewust en wilsbekwaam instrument van het goddelijke.

Preta’s

(San­skriet) Preta’s [van pra weg + de werkwoordstam i gaan]

Weggegaan, vertrokken. De restanten van overledenen in het astrale licht, in het algemeen spoken of geesten genoemd. In India worden er boosaardige astrale entiteiten mee bedoeld. In de theosofie zijn het astrale schillen van mensen en dan vooral van inhalige, hebzuchtige en egoïstische mensen en dus in het algemeen van hen die slecht hebben geleefd. Preta’s kunnen ook de elementaren zijn die aldus worden herboren in het kamaloka.

Zie ook Bhuta

Pretyabhava

(San­skriet) Pretyabhāva [van pretya overleden zijn, vertrokken zijn + bhāva bestaan]

De toestand na de dood, daarom ook een toekomstige staat. Een erg algemene term, die op een vage manier verwijst naar de toekomst na de dood of meer in het bijzonder naar het tijdelijke verblijf van een overledene in het astrale licht.

Priapus

(Grieks) Een Griekse god van vruchtbaarheid.

Priapus werd aanbeden als een beschermer van kuddes, van de wijnrank en van andere vruchten van het land. Deze cultus verscheen aan de kusten van het Midden-Oosten en in het bijzonder bij Lampsacus en was ongetwijfeld goed bekend bij, en een geaccepteerd lid van, de mythologische hiërarchie uit een tijd die ver vóór die van zowel Homerus als Hesiodus lag. Hij wordt afwisselend gezien als de zoon van Dionysos en Aphroditē, van Adonis en Aphroditē en van Hermes en Chione. Het woord stond ook voor fallus of fallisch.

Priapus was de verpersoonlijking van de voortbrengende en productieve vruchtbaarheid die duidelijk aanwezig is in de gehele natuur, op alle gebieden van het bestaan. Er was zowel een goddelijke of geestelijke als een zuiver stoffelijke Priapus, hoewel de Priapus van de massa altijd de lagere of grovere Priapus was. Er is een gelijkenis met de godin Aphroditē of Venus want er was ooit een Venus Urania, de hemelse Venus en de Venus Pandemus, de ordinaire of populaire godin van de voortbrengende en platvloerse liefde. De hemelse Priapus was geboren uit Venus en Bacchus, want zij zijn latere versies van Aditi en de geest, maar de latere Priapus was niet langer een symbool van abstracte voortbrengende kracht maar van de vier rassen van Adam (SD 2:458).

Prima Materia

(Latijn) Eerste stof.

De substantiële of wezenlijke basis van het fysieke heelal, kosmische stof.

Zie ook Oerstof

Primaire Schepping

Gebruikt in de theosofie voor de aanvang van de verschillende drama’s van het leven die voorafgaan en tegengesteld zijn aan de secundaire schepping waarmee de huidige omstandigheden en verschijningsvormen worden bedoeld. De primaire schepping behoort volgens de strikte logica tot die allereerste beginstadia van het gemanifesteerde leven die voorafgaan aan de werkingen van de natuur wanneerDe gasachtige gloed van een ster, wat duidt op een jong, primair ontwik­kelings­stadium. Foto: ESA/Hubble & NASA, R. Wade die eenmaal door karma uit het verleden, in zijn voorgeschreven gewoonten valt. Deze voorgeschreven gewoonten of wegen van activiteit zijn de karmische resultaten van eerdere oorzaken. Bij­voor­beeld de schepping van de hiër­archieën van de goden of de massa’s van dhyani-chohans en hun verschillende werelden en activiteiten, zij behoren tot de zogenaamde eerste schepping. En de grootse finale van deze schepping zorgt voor het drama van de gevormde natuur en van de hiërarchieën en hun respectievelijke activiteiten van die hiërarchieën van goden.

Oude kosmogonieën beginnen met de secundaire schepping van kosmische objecten, vandaar dat zij vóór de schepping van het licht uitgingen van een veronderstelde duisternis. Maar deze duisternis is het eeu­wi­ge licht dat schijnt door de primaire kosmogonische schepping heen, en die ook leidt, die werd alleen duisternis genoemd als die werd afgezet tegen het gemanifesteerde licht van de secundaire schepping.

In het begin van de eerste schepping was de wereld* — en op een kleinere schaal de aarde — in het bezit van de drie elementale rijken en zijn drie elementen waren vuur, lucht en water. Het is de evolutie van werelden uit oeratomen en uit het daaraan voorafgaande oeratoom, en toch kwamen uit die afzonderlijke delen van de oerschepping de verschillende hiërarchieën voort die engelachtig of dhyani-chohanisch worden genoemd. Mahat, die de Heer van de eerste kosmogonische schepping wordt genoemd, is het universele denkvermogen of intuïtie, goddelijke gedachte, maar bij de secundaire schepping wordt dat wat eerst mahat was, het enorme terrein van hiërarchische manassen die de gemanifesteerde werelden bouwen, bewonen, ontwikkelen en zelfs emaneren.

*OV: In de oertijd, toen de wereld nog vurig en gasvormig was, kon er niet van een ‘aarde’ gesproken worden, omdat de aardkorst er nog niet was. Om taalkundig precies te zijn moet het woord ‘wereld’ zijn gekozen.

Primaten

In de moderne dierkunde vormen zij de hoogste orde van zoogdieren, die ook de mens, mensapen, apen en lemuren omvat.

Door enkele wetenschappers worden de primaten onderverdeeld in bimana (de mens) en quadrumana (‘met vier handen’, de overigen) maar ook in ondersoorten als simiae (mensen, mensapen en apen) en prosimiae (lemuren).

De theosofie sluit zich niet bij de genoemde onderverdeling aan omdat de mens een natuurrijk van zichzelf vormt. De verwarring ontstaat door de overeenkomsten in lichaamsbouw van apen en bepaalde andere soorten van de hogere zoogdieren en de mens, die theosofisch worden verklaard door het feit dat in het verre verleden de voortbrenger van de mensapen, apen en lemuren de mens zelf was. Hoewel het mensenrijk ondermeer vanwege zijn fysieke kenmerken tot de zoogdieren behoort is dit niet genoeg om de mens in hetzelfde natuurrijk in te delen als dat van de dieren.

Zie ook Antropoïden

Primum Mobile

(Latijn) De eerste beweger.

Dit verwijst naar de eerste of oorspronkelijke beweging. De tiende en buitenste van de kristallijne sferen die de aarde volgens het kosmische stelsel van Ptolemaeus zou omringen — een stelsel dat bekend was bij alle volkeren van de Middellandse Zee en dat Ptolemaeus kopieerde voor zijn eigen kosmografische beschrijving. Het beantwoordt aan het aeikinetos (de altijd bewegende) van Plato en Aristoteles, dat wat onophoudelijk in beweging is, maar buiten dit kennen Aristoteles en Plato ook een ‘niet-bewegende beweging,’ de inherente beweging of leven en intelligentie van de grenzeloze ruimte, vergelijkbaar met het svabhavat van het mahayanaboeddhisme, dat als de kosmische baarmoeder van alle hiërarchieën in het zijn en als hun periodieke voortbrenger, schijnt te beantwoorden aan de arche kineseos (begin of oorsprong van beweging) en het nous van Anaxagoras (Sleutel, 87 e.v.).

Volgens de gebruikelijke opsomming van de kristallijne sferen wordt met de eerste sfeer die de aarde omgeeft begonnen met tellen en telt men naar buiten door, naar de vaste sterren en de ruimte daar voorbij. Maar het zou misschien beter zijn deze manier van tellen om te keren vanaf het primum mobile, of de eerste beweger van een stelsel, de initiatiefnemer en alles daarin op de omlaag lopende schaal van de genoemde sferen.

Principes

(Latijn) Hoofden.

Een orde van genii, of Zonen van Licht, van de Codex Nazaraeus.

Principium

(Latijn) Begin, eerste of oerbeginsel.

Prithi

(San­skriet) PrithuPṛthī, Pṛthu

Een mythologische figuur, zoon van één van de manu’s die de eerste koning zou zijn geweest die ook regeerde over wezens lager dan de mens en die de kunst van de landbouw in de wereld had gebracht. Als een van de rishi’s en de auteur van op zijn minst één van de hymnen van de Rig-Veda, wordt hij ook Prithu genoemd en in deze betekenis is hij de vader van de aarde (Prithivi). Prithu zou de aarde hebben gemolken en haar alle planten hebben laten dragen, waaronder groenten en granen.

Prithivi

(San­skriet) Pṛthivī

De brede of vergrootte, normaal gesproken de aarde. Een van de mahabhuta’s van de Sankhya-filosofie, of de laagste van de kosmische tattva’s (kosmische elementen of beginselen).

Prithivi-bhuta

(San­skriet) Pṛthivī-bhūta [van pṛthivī de aarde + bhūta element]

Het element aarde, de zevende en laagste in de aflopende reeks van de zeven kosmische bhuta’s van de natuur. Dit kosmische element kent zijn overeenkomstige analogie in het lichaam van de mens, dat in beide gevallen de algemene drager is van al de innerlijke of verborgen substanties en beginselen, of het nu om dat van het heelal gaat of van welke andere gemanifesteerde entiteit daarin ook.

Vanuit een esoterisch standpunt is het fysieke heelal ofwel prithivi-bhuta niet groter in welke betekenis dan ook dan de onzichtbare gebieden of elementen van het zijn, maar juist het tegenovergestelde. Het idee achter het woord vraagt om aandacht voor het feit dat prithivibhuta verschijnt door zijn illusoire effect op onze zintuigen, dat het heelal van ontplooide of uitgezette substanties is.

Zie ook Bhuta; Element

Prithivi-tattva

(San­skriet) Pṛthivī-tattva [van pṛthivī ruim, breed, de aarde + tattva datheid, werkelijkheid]

Het beginsel aarde, de zevende in de aflopende schaal van de zeven tattva’s.

De Privatio van Aristoteles

De privatio of latentie (een toestand die wordt gekenmerkt door het ontbreken of afwezig zijn van een bepaalde eigenschap) van Aristoteles staat voor de ideële soorten van belichaamde wezens en dingen. Deze soorten zijn geen abstracties maar feitelijke entiteiten of bestaansvormen die de oorzaken van de belichaamde wezens en dingen zijn die zij uit zichzelf voortbrengen of ontwikkelen. De ‘teruggetrokkenheid’ is een ontologische categorie die door Aristoteles wordt gebruikt. De letterlijke betekenis houdt in dat positieve — materiële — eigenschappen ontbreken en afwezig zijn (missen). Hij zegt dat om een natuurlijk lichaam objectief te kunnen maken drie beginselen noodzakelijk zijn: gemis, vorm en stof. Blavatsky verklaart dat het ...

‘Het nog ontbreken van eigenschappen’ betekende voor de grote filosoof wat de occultisten de oervormen noemen, die zijn afgedrukt in het astrale licht — het laagste gebied en de laagste wereld van de anima mundi. De vereniging van deze drie beginselen hangt af van een vierde — het LEVEN, dat uitstraalt van de toppen van het Onbereikbare, om een algemeen verspreide essentie te worden op de gemanifesteerde bestaansgebieden. (SD 1:59)

Kanada, de stichter van de filosofische Vaiseshika-school — een van de zes orthodoxe scholen van het oude India — voegt hier zijn zes categorieën (substantie, kwaliteit, activiteit, soort, individualiteit en concretie of samenhang) aan toe en een zevende die de ‘latentie’ genoemd zou kunnen worden. Plato spreekt van to me on (dat wat niet is) wat gelijk is aan niet-zijn, en dezelfde tegenstelling kan worden gezien in de woorden ego en niet-ego. Het idee wat wordt overgebracht met dit woord is gelijk aan dat wat wordt uitgedrukt met de woorden ongemanifesteerd of slapend of latent als het tegengestelde van het gemanifesteerde.

Priyavrata

(San­skriet) Priyavrata

Een zoon van Manu-Svayambhū. Het Bhagavata-Purāṇa zegt:

Omdat Priyavrata er ongelukkig mee was dat telkens slechts de helft van de aarde werd verlicht door de stralen van de zon, volgde hij de zon met gelijke snelheid zeven keer rond de aarde in zijn eigen vlammende strijdwagen, net zoals een ander hemellichaam, en besloot de nacht tot dag te maken.

Brahma hield hem tegen en de groeven die door de beweging van de wielen van de strijdwagen waren gevormd, werden de zeven oceanen. Zo kwamen de zeven continenten tot stand, wat overigens ook kan verwijzen naar de zeven bollen van onze planeetketen.

Aangezien Priyavrata een van de zelf voortgebrachte zonen van Manu is — de eerste in een reeks van manu’s — is het duidelijk dat Priyavrata overeenkomt met één van de eerste of oorspronkelijke mensenrassen waarnaar in de theosofische literatuur wordt verwezen.

Proeftijd

Het proces van beproeving dat een aspirant voor inwijding moet ondergaan.

Het is een proces dat eenvoudig kan worden geobserveerd en waaruit naar voren komt hoe hij de verleidingen en beproevingen van het leven ondergaat, of waarbij de aspirant zover kan worden gebracht dat hij bepaalde ervaringen ondergaat die speciaal voor die beproeving zijn bedacht waarmee zijn krachten worden getest. Het laatste komt erg zelden voor en behoort alleen tot bepaalde omstandigheden van occulte training. Het leven zelf is de grote school en een mens test alleen zichzelf door zijn acties en reacties die naar hemzelf en de omgevende natuur terugkeren. Hij bepaalt zelf wat hij is of classificeert zichzelf.

Een kandidaat die een gelofte doet stelt zichzelf onder een specifiek toezicht omdat hij zijn lagere natuur heeft uitgedaagd, die daarop een defensieve oorlog tegen hem zal gaan voeren. Het proces lijkt in beginsel op dat wat de aspirant ondergaat voor een verantwoordelijke positie in wereldse zaken, maar de aspirant voor wijsheid moet diep in zijn eigen natuur graven: hij komt oog in oog te staan met krachten die voorheen sliepen, hij moet zich in gebieden wagen waar onbekende gevaren het hoofd moeten worden gebogen en door zijn eigen wil en intelligentie beklimt hij de ladder naar een luisterrijke overwinning en een succes waar hij nooit van had kunnen dromen, of als hij faalt — nou ja, dan faalt hij en moet hij het nog eens proberen.

Profeteren

Het vermogen om de toekomst te kunnen voorspellen, ofwel door een mystieke visie of door kennis van de wetten van cyclussen.

Zij die geschoold zijn in het laatste kunnen toekomstige rampen, gebeurtenissen die hele volkeren treffen enz. voorspellen, net zo zeker als astronomen het moment van zonsverduisteringen kunnen berekenen. De astrologie, voor zover die zich bezighoudt met voorspellen, valt ook onder dit hoofdstuk. Een profeet betekende oorspronkelijk iemand die sprak voor een ander, meestal een god, zoals volgens de Hebreeën is uitgedrukt in het Oude Testament.

Zie ook Voorgevoel; Vooruitziendheid

Prometheus

(Grieks) [van pro voor + metis raad, advies]

De voorkenner, hij die vooraf weet, in tegenstelling tot zijn broer Epimetheus (hij die achteraf weet of wanneer het te laat is). Zoals met andere symbolen kent ook deze zeven sleutels om te interpreteren die niet alleen maar de verschillende verklaringen met elkaar in overstemming brengen maar ook de noodzakelijke verschillende versies van het verhaal geven. Als zoon van de titaan Iapetos stal Prometheus het vuur van de hemel in een holle buis (narthex) en bracht het naar de mensheid die daarmee werd verlicht. Hiervoor werd Prometheus aan een rots op de Kaukasus geketend waar een arend zich elke dag aan zijn lever tegoed deed, de lever groeide ’s nachts weer aan, totdat hij uiteindelijk zou worden bevrijd door Hercules of Dionysos.

Ovidius vertelt dat na de vloed van Deukalion, Zeus aan Prometheus en Athene opdracht had gegeven om uit modder een nieuw mensenras te maken omdat Epimetheus er alleen in was geslaagd wezens zonder denkvermogen te vormen. Hij maakte ze naar het beeld van de goden, rechtop lopend. Dit symboliseert een fase in de geschiedenis van de omlaaggaande evolutieboog die kosmisch en geografisch gezien kan worden vertaald naar de mens. In zekere zin is het de afdaling van de manasaputra’s, agni­shvatta’s en andere Zonen van de Vlam, die de hersenloze vormen van een goddelijke vonk voorzagen, zodat Prometheus gelijk is aan Lucifer, Phōsphoros, de Lichtbrenger, de slang van Eden, enz.

In de antithese tussen Zeus (hier niet de hoogste Olympiër) en Prometheus is het als met de vijandschap tussen de Hebreeuwse God en de slang. De zogenaamde ongehoorzaamheid van deze gevallen engelen is een daad van spirituele ridderschap waarin het goddelijke voorrecht van een vrije wil wordt uitgeoefend in een geest van mededogen, een tijdperk is afgelopen en een nieuw hoofdstuk van de evolutie is begonnen. In beide verhalen spreekt de God een vloek uit over de gevallen engel en zijn nieuwe mensheid uit en deze vloek bestaat uit het lijden dat door het conflict tussen de twee naturen in de mens die aldus is ontwaakt, ontstaat. Prometheus, die ook kan worden gezien als een vertegenwoordiger van de mensheid, is vastgemaakt aan een rots die het karmische lot voorstelt, terwijl de roofvogels van zojuist geboren kennis en zelfbewustzijn aan zijn innerlijke wezen knagen. Maar de vloek eindigt in een zegen en Hercules of Dionysos bevrijdt de Chrestos of immanente Christus, hij verlicht en verheft de neofiet.

Het verhaal is in één opzicht niet anders dan een andere versie van die van manas tussen kama en buddhi in. Zeus stelt het leger van de oorspronkelijke voorouders de pitri’s (vaderen) voor die de mens zonder denkvermogen schiepen, en Prometheus symboliseert het leger van geestelijke scheppers die in de stof ‘vielen’ — de mensheid — om laatstgenoemde te verlichten. Het drama van Prometheus werd en wordt nog steeds opgevoerd — en de mens kan nog steeds opnieuw de onwankelbare titaan worden.

Wanneer de Kaukasus wordt genoemd kan er sprake zijn van een geografische zinspeling ten aanzien van de locaties van de grote wortelrassen. De Kaukasus is ook een naam voor het verre noorden waar het Indo-Europese ras, als een zelfstandig ras, zich als eerste ontwikkelde.

De naam van de Hebreeuwse Prometheus is Azazel.

Propator

(Grieks) Voorvader.

In het gnosticisme is Propator de Eerste of oerlogos en duidelijk anders dan dat waaruit hij emaneert. Het Boek van Getallen verklaart dat ’eyn soph (het grenzeloze) de enige zelfbestaande is terwijl zijn diepte of bythos, waaraan de naam Propator is gegeven, alleen periodiek verschijnt, omdat het het begin van manvantarische manifestatie is. Het onderscheid is hetzelfde als dat tussen Brahman en Brahmā.

Proteïsche Ziel

De proteïsche ziel staat voor elk van de diverse zielen van de verschillende monaden of ego’s in de natuur en in de mens, die talrijke veranderingen van soort en vorm ondergaan.

Dit begrip wordt in theosofische geschriften in het algemeen gebruikt voor de beschrijving van het vitaal-astraal-fysieke deel van het lagere viertal (stoffelijk lichaam, astraal lichaam, vitaliteit, begeerte lichaam). Zulke zielen zijn niet anders dan de reflexen of wisselende emoties en gemoedstoestanden van de ego’s, die er uiting aan geeft. Het bijvoeglijk naamwoord proteïsch verwijst naar de Griekse god van de zee Proteus, die vele verschillende vormen aan kon nemen (zie volgende onderwerp hieronder).

Proteus

(Grieks) De profetische oude man van de zee, een onderdaan of zoon van Poseidon.

Homerus dacht dat hij bij het eiland van Pharos te vinden moest zijn, een dag reizen van de Nijl, terwijl Vergilius hem zag als een inwoner van de Karpatische Zee tussen Kreta en Rhodos. Volgens de legende kwam hij rond het middaguur uit de zee en sliep dan in de schaduw van de rotsen met zeemonsters om hem heen. Wie hem wilde raadplegen moest proberen hem op dat moment te pakken te krijgen. Om het profeteren te voorkomen nam hij dan allerlei angstaanjagende vormen aan. Als hij echter in de gaten had dat zijn pogingen vruchteloos waren nam hij zijn gebruikelijke vorm aan en gaf antwoord. Hier zien we een embleem van het astrale licht, dat zo bedrieglijk is voor de onoplettende en timide mens, toch geeft hij zijn geheimen prijs aan hem die weet hoe die te beheersen.

Proteïsch wordt vaak gebruikt als een bijnaam voor alles dat veranderlijk is en vele vormen kent, zo is er bijvoorbeeld de stoffelijke basis van de natuur, die in zo’n grote oneindige variatie aan vormen verschijnt. De menselijke natuur is net zo goed een proteïsch monster en hij die zijn ware geestelijke zelf zou willen vinden, moet voorbereid zijn de vele illusoire schimmen onder ogen te zien en die te weerstaan, niet erdoor te worden verleid noch er bang voor te zijn. Aldus kan Proteus worden beschreven als de altijd veranderende natuur, het kind van de wateren van de ruimte. De natuur neemt alle vormen aan vanwege de ingeboren impulsen en overeenkomstige inherente wetten, daarom kan iemand die die raadpleegt en die beheerst, flitsen van de toekomst en van het verleden krijgen.

Protogonos

(Grieks) Als eerste geboren.

Op verschillende wijzen gebruikt voor de eerste emanaties zoals de Hemelse Mens, de eerste emanatie van de passieve goddelijkheid, de gemanifesteerde logos, of als verwijzing naar het als eerste geboren Licht.

Gebruikt voor elke gemanifesteerde god in het heelal en dus ook voor onze zon.

Protologos

(Grieks) eerste logos.

De archetypische kosmische mens of synthese van de tien sefiroth van de Kabbalah, de prajapati’s van India enz. Ofwel collectief gebruikt als bijvoorbeeld Brahman, of distributief, protologoi, als zijn zeven of tien zonen. Vergeleken met Vishṇu, Purvaja, Atman enz.

De protologoi zijn de oorspronkelijke zeven of tien vormende bewuste kosmische krachten of bewuste kosmische stralen die uitgaan van Brahman, die de verschillende religieuze stelsels neigen te antropomorfiseren tot logoi of aartsengelen.

Protomateria

[van Grieks protos eerst, oorspronkelijk + Latijn materia materie]

De oerstof of oorspronkelijke stof die is gevuld met de karmische zaden van een voorafgaand manvantara en uit zichzelf de kosmos ontwikkelt. In een aantal van zijn aspecten is die gelijk aan het subtiele prakriti of pra­dhana.

Protoplasma

[van Grieks protos eerst + plasma vorm]

De half-fluïde granulaire substantie die in alle vormen van organisch leven wordt aangetroffen. Het oertype van de fysieke stof die verschijnt als niets anders dan een homogene, amorfe, gelatine-achtige substantie, maar die toch de potentie heeft zich te differentiëren tot elke bekende georganiseerde vorm en functie. Als de biologische basis van het gemanifesteerde leven op het fysieke gebied werkt de half-astrale stof op een niveau waar ...

de twee rijken, het lagere astrale en het etherisch-fysieke versmelten (en in elkaar opgaan). (ET 156)

Als het tastbaar worden van vitaal-astrale substantie verbindt het deze wereld van vormen met de onzichtbare wereld van levende krachten en de oorspronkelijke soorten van het evolutionaire plan.

Daarbij moet worden opgemerkt dat astrale stof, stof in de vierde toestand is, die evenals onze grove stof haar eigen ‘protyle’ heeft. Er zijn verschillende ‘protylen’ in de Natuur die overeenkomen met de verschillende gebieden van stof. (SD 2:737)

Deze etherische gradatie van substanties zorgt voor een medium of ladder voor de doorgifte van de levende impulsen en krachten van hogere intelligenties die de vitaliserende en leidende oorzaak zijn van elk protoplasmisch zaad of centrum dat zich differentieert en zich ontwikkelt, elk volgens zijn eigen soort en in zijn eigen graad van ontvouwen. In de lagere natuurrijken, waar alle vormen van plantaardig en dierlijk leven beginnen als een onooglijke homogene substantie, werken hun essentiële natuur en instincten onder de vitaliserende invloed van een hiërarchie van dhyani-chohanische entiteiten die als geheel de zogenaamde wetten van de natuur voorstellen, en zijn. Behalve dit scheppende toezicht is de geestelijke essentie van de zelfbewuste mens een samenwerkingsverband aangegaan met de karmische krachten voor het uitwerken van zijn belichamingen van vlees. De bevruchte kiemcel van het menselijke embryo is een microscopisch kleine kopie van het protoplasmische tweede menselijke wortelras, de ...

reusachtige en zeer etherische astrale cellen ... gevuld met de astrale essentie van het laagste van de dhyāni-chohanische fluïden. (ET 156)

Protyle

[van GrieksWilliam Crookes protos eerst + hyle stof]

Gebruikt door de Engelse chemicus Crookes (1832-1919) voor een toen nog hypothetische substantie waarvan hij geloofde dat de chemische elementen er differentiaties van waren. In deze zin gebruikt door Blavatsky en ook in een algemene betekenis voor de rudimentaire, oorspronkelijke of onge­diffe­ren­tieerde stof. In deze ruime betekenis zijn er vele protylen, elk is de stof van zijn eigen gebied in een ongedifferentieerde toestand, zodat de protyle van Crookes de ongedifferentieerde basis van de fysieke stof zou zijn en daarom half-astraal. De fundamentele kosmische protyle is pra­dhana of mula­pra­kriti.

Presha

(San­skriet) Ook PrshuPreṣa [van preṣ wegjagen, opjagen]

Afkeer.

... om de wetenschappelijke stelling naar voren te brengen dat, daar akarsha (aantrekking) en Prshu (afstoting) een natuurwet zijn, er geen omgang of relaties kunnen bestaan tussen reine en onreine zielen — belichaamd of ontlichaamd; en dat derhalve negenennegentig procent van de veronderstelde spirituele communicaties prima facie onwaar zijn. (ML 39-40)

Akrshu, gewoonlijk akarsha [van a-krish aantrekken, naar zich toe trekken] betekent aantrekking, een kracht naar iemand toe en is gebruikt in verband met de magneet, of magnetiet.

Prulpai-ku

(Tibetaans) sprul-pahi-sku [van sprul-pa een schim, een ontlichaamde geest]

Een incarnatie of tulku, in het algemeen verwijst het naar een Ti­be­taanse lama. Ook gebruikt voor een persoon in wie de emanatie van een of andere god of voormalige heilige op een occulte wijze aanwezig is.

Prunikos

(Gnostisch) Een van de vrouwelijke gnostische aeonen die uitstraalde van de hiërarch of hoogste aeon.

Volgens het verhaal zou zij zijn afgedaald in chaos, en omdat zij zo beladen was met materie was zij niet in staat eruit te ontsnappen en terug te keren naar de hemelse regionen, noch was zij in staat verder af te dalen naar nóg lagere sferen omdat zij daar geen enkele affiniteit voor voelde. Zo verbleef zij halverwege de ruimte en bracht een zoon voort, Ilda-Baoth. Hij bracht op zijn beurt zeven aeonen voort, die door hun uitstraling de zeven hemelen schiepen.

Aan Prunikos wordt ook het bezielen van de mens met de hemelse vonk, zijn geest, toegeschreven.

Pryderi

(Welsh) Opwinding, diepe gedachte, meditatie.

Zoon van Pwyll Pen Annwn. Door Pwyll, een beheerder van de reïncarnatieketel (of van inwijding) in Caer Pedryfan, in Annwn.

[Voor een groter overzicht klik hier]

Psychikos

(Grieks) Ook Psuchikos

De bijvoegelijke vorm van psuche of psyche, oftewel manas samen met kama. In zijn mentale aspecten is psyche de vervormde weerkaatsing van het hogere aspect van manas, terwijl het nous manas is dat fel wordt verlicht door buddhi. In het Nieuwe Testament wordt psuchikos vertaald als ‘natuurlijk’ (1 Cor 15:46, Jakobus 3:15) en wordt dus verward met de vitaal-emotionele of lichamelijke delen van de mens, de lering van de dualiteit in de mens is uit het zicht verloren. Het juiste woord voor het vitaal-fysieke of ‘natuurlijke’ deel van de mens is somatikos.

Zie ook Psychische vermogens

Psyche

(Grieks) [van psycho ademen, blazen; vgl. Grieks pneuma van pneo ademen, blazen; Latijn anima, spiritus allemaal verbonden met adem, ademtocht, geest, leven, ziel]

Gebruikt in klassiek Grieks voor de ziel, maar in de filosofie van Plato en in de theosofie is het het lagere of het aspect van het denken dat door het lichaam wordt beïnvloed, in tegenstelling tot het aspect dat door het hogere of geestelijke wordt geraakt:[Klik hier voor een groter overzicht ] kama-manas ten opzichte van buddhi-manas, de laatstgenoemde combinatie is het Griekse nous. Van deze twee woorden zijn de bijvoeglijke naamwoorden psychologisch en noëtisch afgeleid.

Het verhaal van Cupido en Psyche — waar Psyche de menselijke ziel voorstelt, los van de bijzondere verbinding met buddhi of kama — laat de zoektocht naar geluk zien, of het verloop van menselijke liefde. Psyche is een sterveling, maar zo mooi dat Venus zelf er jaloers op wordt en dan Cupido stuurt om Psyche te inspireren met liefde voor een onwaardig doel. Maar Cupido raakt zelf verliefd op Psyche. De liefde tussen Cupido en Psyche kan niet worden verwezenlijkt in een atmosfeer van aardse hartstochten en misleiding en kan alleen gerealiseerd worden wanneer Psyche vrede heeft gemaakt met Venus en naar Olympische hoogten is gebracht. Het embleem van Psyche was de vlinder die met vleugels van vreugde naar het zonlicht klapwiekt na in een rups en in de pop gevangen te hebben gezeten.

Het Griekse werkwoord waarvan psyche is afgeleid staat ook voor afkoelen, koud maken en dit is te herkennen in de psyche als het lagere deel van de menselijke ziel dat nauw is verbonden met het kama-rupa en het astrale licht na de dood. Het valt op dat zij die spelen of experimenteren met het oproepen van de doden of dodenbezwering, of zelfs door psychologische ervaringen, vaak melding maken van een vochtige lucht, kilte en vaak een klamme sensatie als zij in contact komen met deze kama-rupische entiteiten. Dit zou een waarschuwing moeten zijn dat zo’n contact niet alleen erg ongezond is, maar vooral een gevaarlijk signaal inhoudt dat iemand te maken heeft met dood en verval.

Psychische Vermogens

Krachten die behoren bij de lagere tussenliggende menselijke natuur — bijvoorbeeld tussen de mentaal-emotionele en de fysieke — inclusief de vermogens van waarneming zoals astraalDe enorm grote belangstelling voor de ontwikkeling van psychische vermogens maakt ons blind voor het bestaan in onszelf van nog véél hogere en veel krachtiger vermogens dan de psychische ...
Afb. Marvel’s Endgame, Marvel Studios
zien, een lagere vorm van helder­ziend­heid en helder­horend­heid, een lagere vorm van psycho­metrie en ziener­schap enz. Ook de lagere nei­gin­gen of hang naar hypnose, het vermogen om kleine occulte fenomenen van vele soorten te realiseren die verband houden met de vermogens van een automatische astrale projectie.

Van nature zijn zij moreel neutraal maar zij kunnen net zo gemakkelijk gebruikt als misbruikt worden, net zoals dat met natuurkundige krachten kan. Als die vermogens worden gebruikt met een zondig of zelfzuchtig doel is de handeling niet anders dan zwarte magie. En zelfs als die worden gebruikt zonder zo’n motief of met goede intenties, zal snel duidelijk worden hoe verwarrend en misleidend zij zijn voor iemand die het waagt zich ermee in te laten.

Het bestaan van zulke vermogens zou moeten worden erkend en we mogen hopen dat wij op een dag in staat zullen zijn ze naar behoren en juist te gebruiken, maar een eerste vereiste van discipelschap is een evenwichtige en harmonieuze ontwikkeling. We kunnen psychische vermogens verwerven door te voldoen aan de voorwaarden waaronder zij veilig kunnen worden ontwikkeld en van nut kunnen zijn. IJdelheid, ambitie, aanmatiging, egoïsme en soortgelijke kwaliteiten zijn de overduidelijke belemmeringen en de aspirant die oprecht wenst zulke innerlijke tekortkomingen uit de weg te ruimen zal niet graag een weg volgen die ze juist verergert. Er is geen harde grens tussen de verschillende vormen van krachten zoals de psychische, fysieke en mentale enz. We kunnen een geleidelijke ontwikkeling van onze mentale vermogens verwachten zonder een duidelijk punt te zien van waar we van het gewone in het occulte belanden. Onze waarnemingen kunnen geleidelijk zijn verbeterd zonder een plotselinge sprong van één gebied naar het andere te laten zien.

De theosofie verlangt van haar bestudeerders dat zij de psychologische krachten laten voor wat zij zijn totdat die zich normaal en natuurlijk ontwikkelen tijdens de vooruitgang van de leerling langs de weg van wijsheid en zelfbeheersing. De grote rage op het gebied van psychische vermogens en de pogingen om die te ontwikkelen komen vrijwel altijd voort uit de onbekendheid met het bestaan in onszelf van nog veel hogere en veel krachtiger vermogens die altijd veilig kunnen worden gebruikt en zelfs van nut zijn voor het individu. Deze grotere vermogens zijn die die worden gekenmerkt als spiritueel en intellectueel-aspirerend — vermogens die de mens veredelen en verwaardigen, die bevatten in zichzelf de capaciteiten voor verbazingwekkende gevolgen. Het gebruik ervan is altijd veilig als ze eenmaal zijn bestudeerd en begrepen. Daarbij vergeleken zijn de psychische vermogens, de attributen en zintuigen, als de naïeve pogingen van kinderen die volwassenen nadoen.

Zie ook Geestelijke Vermogens

Psychofobie

Angst van de ziel, een uitdrukking die is bedacht door Blavatsky (IU 1:46) en van toepassing op al die alles-ontkennende-materialisten die weigeren ook maar iets te aanvaarden dat buiten hun ervaringen met de fysieke wereld ligt.

Psychografie

De ziel laten schrijven of automatisch schrijven.

Een term die is bedacht door theosofische schrijvers voor het occulte fenomeen van verschillende vormen van geïnspireerde of langs fenomenale weg teweeggebrachte geschriften. Op zijn best kan het het schrijven betekenen op basis van inspiratie uit een hoge bron ofwel van binnenuit of van een andere soort dan die bij de aard van de schrijver zou passen, zoals wanneer iemand over zaken schrijft waar hij in zijn gewone gemoedstoestand of mentaal niet toe in staat zou zijn. In een ongunstige betekenis heeft het betrekking op fysiek mediumschap wanneer het schrijven onbewust tot stand komt doordat de hand van het medium astraal wordt bewogen en de ideeën uit een of andere bron uit het astrale licht komen. Het kan bovendien betrekking hebben op vele verschillende manieren van automatisch schrijven en op het schrijven door middel van precipitatie.

Wat betreft het verlangen naar zulke krachten of het ontwikkelen ervan waarbij de beheersing of controle door middel van het denken of het lichaam wordt overgedragen aan een externe invloed, een vreemde entiteit, kan zondermeer schadelijk worden genoemd. Een schrijver die in het bezit is van al zijn vermogens kan door een oprechte aspiratie de hogere bronnen in zichzelf naar zich toe trekken of gebruikmaken van de hulp die door die Helpers wordt geboden die klaarstaan om aan zulke aspiraties hulp te bieden. Zelfmisleiding is echter een van de meest voorkomende gebreken van de menselijke natuur.

Psychologie

In de filosofie staat het voor de systematische studie van het denkvermogen en is tegengesteld aan natuurkunde of de bestudering van materie. Psychologie wordt in de theosofie gebruikt voor de eigenschappen, kwaliteiten en vermogens van de tussenliggende menselijke natuur en is tegengesteld aan fysiologie. In de oudheid was psychologie de wetenschap van de ziel en deze wetenschap bestudeerde de oorzakelijke kant van het menselijke leven en de fysiologie bestudeerde de effecten of de gevolgen. Niemand werd als een bekwame of gespecialiseerde arts beschouwd als hij niet eerst een gedegen opleiding had gehad in psychologie. Tegenwoordig rust de psychologie op de fysiologie, voornamelijk door het zo goed als ontbreken van kennis over de innerlijke aard van de mens, als het al niet een vage vorm van fysiologie zelf is.

Psychomentaal

Dit verwijst naar de menselijke tussenliggende natuur, manas en kama.

Psychometrie

In een wetenschappelijke context staat het voor het meten van de tijd die mentale processen en prikkelingen nodig hebben. In theosofische zin is deze term gebruikt door prof. J.R. Buchanan die daarmee doelt op de occulte vermogensFingal’s Cave op het eiland Staff, Schotland, in detail beschreven door mw. Denton in Nature’s Secrets, blz. 169 e.v. Foto: Steve Allen die betrekking hebben op de ontvangen impressies die behoren bij de bezitters van, of de gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld rondom diverse objecten. Het is het zien of lezen met het innerlijke oog van gebeurtenissen die zich in de directe omgeving van bepaalde voorwerpen hebben afgespeeld.

De kunst wordt bijvoorbeeld toegepast op fossielen, overblijfselen van oude ruïnes en oude manuscripten en psychometristen waren in staat — na deze objecten tegen hun voorhoofd te hebben gehouden — om oude beschavingen te beschrijven en een beschrijving te geven van omgeslagen en vergeten of aan henzelf onbekende pagina’s van de geschiedenis van de mens en de wereld.De oorspronkelijke uitgave is hier als pdf gratis beschikbaar. Deze fenomenen laten zien dat gewone fysieke voorwerpen de indrukken van gebeurtenissen waarmee zij te maken hebben gehad, vasthouden* en vermoedelijk zelfs een invloed uitoefenen op mensen die niet het psychometrische vermogen hebben. Dit verklaart het bestaan van talismans, amuletten, relikwieën, enz.

Het astrale licht is de vooraadschuur van de beelden van gebeurtenissen en het contact met een voorwerp brengt de psychometrist in verbinding met de bijbehorende indrukken. Hij brengt zijn innerlijk zelf in verbinding met de ‘ziel’ van het voorwerp. Maar aangezien bij fenomenen de eigenschappen van andere gebieden dan de stoffelijke ook een rol spelen kan elke poging om die in de woorden van de stoffelijke wereld te verklaren, niet anders dan onbevredigend blijven. Het stoffelijke gebied kent zowel een grens voor de krachten van de natuur als voor onze eigen zintuigen en de psychometrist verheft zichzelf innerlijk naar een gebied waar enkele van deze belemmeringen niet meer bestaan, want niets is vernietigd en op dat gebied is er eenheid en is er door de gehele natuur heen sprake van een onderlinge communicatie.

*OV: Wat voor de psychometrist het bewijs vormt dat alle fysieke stof bruist van leven en bewustzijn. En wat een bewustzijn heeft, moet ook een geheugen hebben.

Psychopompos

(Grieks) Een begeleider van zielen.

Gebruikt voor Charon, Apollo en vooral Hermes, die de begeleider van de zielen naar Hades of de onderwereld was en weer terug, een functie die door de christenen wordt toegeschreven aan Jezus Christus na zijn wederopstanding. Het mysterie van de dood, de afdaling in Hades en de wederopstanding werden opgevoerd in inwijdingsceremonieën, zoals te herkennen is aan Egyptische tekens met Anubis met de hondenkop — de Egyptische Hermes — die de kandidaat voorgaat.

Mercurius in zijn rol van psychopompos, die met zijn slangenstaf de zielen van de doden naar Hades geleidt en er zelfs de doden mee tot leven wekt ... toont de tweevoudige macht van de geheime wijsheid: de zwarte en de witte magie. Zij laat deze verpersoonlijkte wijsheid zien die de ziel na de dood leidt, en haar vermogen om wat dood is tot leven te roepen — een heel diepzinnige beeldspraak ... (SD 2:364)

Ptah

(Egyptisch) Ptaḥ [van graveren, uitsnijden, modelleren]

Een van de alleroudste goden en door zijn hogere eigenschappen van een zeer abstracte soort, waarvan de aanbidding teruggaat tot het vroegste deel van de dynastieke periode. De belangrijkste god van Memphis (Men-nefer), ook bekend als Het-ka-Ptah (de stad van Ptah). De god wordt ook Ptah-neb-ankh (schenker van leven) genoemd. Hij werd aangeroepen als de ‘vader van begintijden; schepper van de eieren van de zon en de maan, hij die zijn eigen beeltenis schiep, die zijn eigen lichaam modelleerde’ en werd beschreven als de god die het wereldei op een pottenbakkerswiel gestalte gaf. Samen met Khnemu voerde hij de opdrachten van Thoth uit voor de schepping van het heelal. Terwijl Khnemu de mensen en de dieren ontwikkelde, of die nu tot de kosmos behoorden of tot de aarde, was Ptah betrokken bij de bouw van de hemelen en de aarde. Later vergeleken de Grieken hem met Hephaestus en de Latijnen met Vulcanus. Maar naast de eigenschappen die behoren bij de aarde werd Ptah in de onderwereld (de Tuat) gezien als de modelleerder van de lichamen voor de pelgrims die dat rijk na de dood binnengingen.

Ptah is de spirituele kant van de demiurgische derde logos naast Osiris die de meer gemanifesteerde kant of het aspect ervan was — zo is Ptah het kosmogonische oervoorbeeld van Osiris. In zijn combinatie met Osiris als Ptah-Seker stelt Ptah de verpersoonlijking voor van de vereniging van de scheppende oerkracht in de vorm van de onbeweeglijke krachten van de duisternis en de scheppende krachten vóór de manifestatie tijdens pralaya. Als de oergod Tenen, wordt Ptah-Tenen afgebeeld met de haak en dorsvlegel van Osiris en aan hem worden bepaalde gebieden van de onderwereld toegekend.

Pu-tsi-k’iun-ling

(Chinees) De universele verlosser van alle levende wezens.

De inscriptie staat boven het beeld van Kwan-shai-yin (Avalokitesvara). Ook gebruikt als een bijnaam van de Boeddha.

Puddingzakken

Blavatsky introduceerde dit woord voor de mens-in-wording van het eerste wortelras en de allervroegste mensen van het tweede wortelras tijdens de vierde ronde op bol D. Zij werden zo genoemd omdat de menselijke structuur zich toen nog niet had gemanifesteerd door het ontvouwen van binnenin naar buiten en omdat de vorm van deze individuen die nog steeds zonder denkvermogen waren, ongeveer ovaal of eivormig was. De substantie van deze lichamen was astraal of gecondenseerd astraal en kwam het gebied van de gewone fysieke stof binnen en had iets van een op gelatine lijkende of puddingvormige aard. Naarmate de tijd verstreek begonnen deze puddingzakken zich erg snel te ontplooien in de ruwe menselijke vormen die we nu kennen, maar door de verfijnde evolutionaire werkingen kennen onze huidige lichamen een veel duidelijker uiterlijke vorm dan de eerste verschijningsvormen van de puddingzakken. Aldus kunnen deze ‘trillende mega-desserts’ in één opzicht naar waarheid worden beschreven als enorme astraal-fysieke schillen of huiden.

Deze eerste mensen plantten zich voort door deling, zoals individuele cellen en eencelligen vandaag de dag nog doen. Deze werkwijze behoort tot een vroeg evolutiestadium op de lange weg van het tevoorschijn brengen van de ware menselijke structuur zoals we die nu kennen.

Zie ook Wortelras, eerste

Puja

(San­skriet) Pūjā [van de werkwoordstam pūj eren, vereren]

Het vereren, aanbidden en schenken van eerbied en respect; grote eerbied; eerbetoon en respect voor de hogere in rang of voor iets dat als goddelijk of heilig wordt gezien, of het nu aan levende wezens is of zelfs aan afgodsbeelden.

Pulaha

(San­skriet) Pulaha

Een oude rishi, een van de uit het denken geboren zonen van Brahmā, ook behorende tot de prajapati’s.

Pulastya

(San­skriet) Pulastya

Een oude rishi die wordt beschouwd als een van de uit het denkvermogen geboren zonen van Brahmā en de middelaar waardoor in ieder geval enkele Purāṇa’s aan de mensheid werden gegeven. Er is gezegd dat hij het Vishṇu-Purāṇa van Brahmā ontving en die doorgaf aan Maitreya. Er wordt ook gezegd dat hij de vader is van alle slangen, ingewijden en naga’s en van andere symbolische wezens.

Puloma

(San­skriet) Pulomā

Een van de dochters van de danava Vaisvanara. Zij en haar zus Kalaka waren moeders van de dertig miljoen danava’s van Kasyapa. Er wordt gezegd dat zij in Hiranyapura (de in de lucht zwevende gouden stad, de zon) hebben geleefd. Hun kinderen werden pauloma’s en kalakanja’s genoemd.

Pums

(San­skriet) Puṃs

Kosmische geest, kosmisch purusha. Eén, zuiver, onvergankelijk, eeuwig, allesdoordringend, het is een deel van de allerhoogste gemanifesteerde kosmische entiteit Brahmā. Pums betekent net als purusha ‘mens’ het woord dat is overgebracht naar de kosmische geest stelde net zoveel voor als de Hebreeuwse kabbalisten zich ’Adam Kadmon (oorspronkelijke kosmische mens) voorstelden. Ook gelijk aan de Eerste of ongemanifesteerde logos van de Griekse filosofie en de Vader van de christelijke drie-eenheid.

Punarjanman

(San­skriet) Punarjanman [van punar nogmaal, opnieuw + janman voortbrenging, geboorte, tot ontstaan komen]

Vernieuwing, wedergeboorte, wederbelichaming. Punarjanman heeft te maken met de opeenvolgende wederbelichamingen van de natuur en van alles dat er toe behoort, met dood en inwijding en met spirituele geboorte. Het Griekse equivalent is palingenese.

Pundarikaksha

(San­skriet) Puṇḍarīkākṣa

Hij met de ogen van de lotus. Een bijnaam van Vishṇu en Kṛishṇa, wat een vereniging van goddelijk mededogen en goddelijke intelligentie impliceert die zelfs in mensen zwak wordt weerspiegeld in de diepte van hun ogen.

Punt

In de wiskunde wordt een punt gezien als iets dat geen delen of grootheid heeft, maar wordt aangenomen voor het kunnen vaststellen van een plaats, want het kan niet in zichzelf een plaats hebben tenzij ruimte al eerder is verondersteld. Een abstract punt kan geen plaats of relatie met wat dan ook hebben. Het is zonder enig attribuut, tenzij we eenheid zien als een attribuut. Het is het equivalent van het hele heelal — Philo heeft gezegd dat de Chaldeeën de kosmos als een enkele punt zagen.

In de symboliek aan het begin van De geheime leer verschijnt er een punt in een cirkel als de eerste differentiatie van de periodieke manifestaties van de altijd bestaande natuur. Uit de onkenbare en verborgen punt kwam de scheppende kosmische triade van Eros, Chaos en Chronos naar buiten.

Een ander aspect van het mystieke belang van een punt komt naar voren als een centrum van emanatie, een plek waar energieën van één gebied een ander gebied binnengaan, een symbool van eenheid en homogeniteit, wat de fase voorstelt die er was vóór polariteit ontstond — één logos, ondeelbaar, een monade.

Zie ook Laya-centrum; Oorspronkelijke punt

Puraka

(San­skriet) Pūraka [van de werkwoordstam pṛ vullen]

Inhaleren. Een van de oefeningen van hathayoga voor het regelen van de ademhaling. Bij puraka wordt met de wijsvinger het rechter neusgat dichtgehouden en diep ingeademd door het linker neusgat. Dan wordt het linker neusgat gesloten en ingeademd door het rechter neusgat.

Tenzij zulke oefeningen worden uitgevoerd onder rechtstreeks toezicht van een adept zijn de ademhalingsoefeningen van puraka, kumbhaka en rechaka erg gevaarlijk voor de gezondheid, zij zullen het mentale evenwicht verstoren en leiden tot krankzinnigheid. Deze oefeningen moeten dus beslist worden ontraden.

Purana

(San­skriet) Purāṇa

Een zeer oud, klassiek, of simpelweg oud verhaal of legende. De 18 geschriften van de hindoes die tegenwoordig bekend zijn als de Purāṇa’s zijn klassieke legendes uit oude tijden, opgeschreven in versvorm, deels symbolisch en allegorisch en deels in een quasi-historische taal. Zij zouden oorspronkelijk door Vyasa, de schrijver van het Mahābhārata, zijn geschreven. Een Purāṇa is een werk dat vijf duidelijk verschillende onderwerpen (pancha-lakshanas) kent:

1) de schepping van het heelal;

2) zijn vernietiging en vernieuwing;

3) de genealogie van goden en patriarchen;

4) het bestuur van de manu’s die tijdperken vormen die manvantara’s worden genoemd; en

5) de geschiedenis van de zon- en maanrassen van koningen.

De onveranderlijke vorm van de Purāṇa’s bestaat uit een dialoog tussen een exponent of leraar en een vraagsteller of discipel, onderbroken door dialogen en waarnemingen van andere individuen. Naast de Purāṇa’s zijn er 18 lagere Upa-purana’s. De Purāṇa’s worden in India in drie categorieën ingedeeld die overeenkomen met de guna’s: sattva, rajas en tamas. Die waarin de kwaliteit van sattva (zuiverheid) overheerst zijn de Vishṇu, Naradiya, Bhagavata, Garuda, Padma en Varaha Purāṇa’s, en worden ook wel de Vaishnava-Purāṇa’s genoemd. Die waarvan wordt gezegd dat er rajas (hartstocht) in overheerst hebben voornamelijk een relatie met de god Brahmā en zijn de Brahma, Brahmanda, Brahma-vaivarta, Markandeya, Bhavishya en Vamana Purāṇa’s. Die waarin tamas (inertie of onverschilligheid) zou overheersen en die zijn gerelateerd aan de god Śiva zijn de Matsya, Kurma, Linga, Śiva, Skanda en Agni Purāṇa’s.

De Purāṇa’s verweven heel ingenieus allegorie met kosmische feiten en veel latere menselijke gebeurtenissen.

De puranische sterrenkunde met al haar opzettelijke geheimhouding en verwarring, met het doel de niet-ingewijden op een dwaalspoor te brengen, was, zoals zelfs Bentley heeft aangetoond, een werkelijke wetenschap; en degenen die vertrouwd zijn met de mysteriën van de sterrenkundige verhandelingen van de hindoes, zullen kunnen bewijzen dat de hedendaagse theorieën over de voortgaande verdichting van nevelvlekken, nevelachtige sterren en zonnen, met de nauwkeurigste details over de cyclische voortgang van de sterrenbeelden – veel nauwkeuriger dan de Europeanen zelfs nu hebben – voor chronologische en andere doeleinden in India precies bekend waren.
 Op het gebied van de geologie en de zoölogie vinden we hetzelfde. Wat zijn alle mythen en eindeloze stambomen van de zeven prajapati’s en hun zonen, de zeven rishi’s of manu’s en hun vrouwen, zonen en nakomelingen, anders dan een uitgebreid en gedetailleerd verslag van de voortgaande ontwikkeling en evolutie van de dierlijke schepping, de ene soort na de andere? ...
... de puranische geschiedenissen van al deze mensen zijn die van onze monaden in hun verschillende en talloze incarnaties op deze en andere gebieden, gebeurtenissen waargenomen door het ‘oog van Śiva’ van de oude zieners (het ‘derde oog’ van onze stanza’s) en allegorisch beschreven. Later werden ze voor sektarische doeleinden vervormd; verminkt, maar toch nog in het bezit van een aanzienlijke basis van waarheid. En de filosofie in zulke allegorieën is niet minder diepgaand, al zijn ze zo dicht versluierd door een overwoekering van de fantasie. (SD 2:253, 284)

Puranisch

Het Nederlandse bijvoeglijk naamwoord van Purāṇa.

Purohita

(San­skriet) Purohita [van puras de eerste, prominent, vooraan + hita van de werkwoordstam dhā plaatsen]

Iemand die vooraan is geplaatst. Een familiepriester of huisgeestelijke. In de mythen van de hindoes werd de god van de planeet Jupiter, Brihaspati, de purohita van de hindoe ‘Olympus’ en de spirituele guru van de goden.

Pururavas

(San­skriet) Purūravas

In de filosofische, mystieke en epische literatuur van de hindoes is hij de zoon van Budha, bestuurder van de planeet Mercurius en gelijk aan kosmische wijsheid. Budha wordt beschreven als de zoon van Soma, de maan, en als Ila of Ida, de etherische aarde. Pururavas is een buitengewoon occulte natuur die zowel in de Veda’s als de Purāṇa’s wordt genoemd. In de Veda’s schijnt hij te zijn verbonden met de werkingen van de zon, Surya, maar volgens latere schrijvers is hij er een van de tien die behoren tot de klasse van visvadeva’s. Zijn kosmische functies zijn die die behoren tot de rijken van mahat of kosmisch denkvermogen en daarom is Pururavas dat vermogen van kosmische intelligentie dat de kosmische evolutie leidt en stuurt. De visvadeva’s zijn entiteiten waarvan het werkgebied de tussenliggende sfeer van ons heelal vormt.

In de epische verhalen is Pururavas de beroemde prins van de Soma-vansa (de maandynastie), de vader van Ayus en de voorouder van Puru, Dushyanta, Bharata, Kuru, Bhritarashtra en Pandu. Hij wordt verondersteld de drie offervuren te hebben ingesteld en zou ook de held van de Vikramorvasi zijn.

Volgens de Veda’s en Purāṇa’s was Pururavas beroemd geworden vanwege het feit dat hij de eerste was die de heilige triade van vuren kon maken door wrijving van de twee stokjes die vele vingerbreedten lang waren, net zo lang als er lettergrepen in de Gayatri zitten en zijn gemaakt van het hout van de asvattha-boom (de boom van wijsheid). Deze legende zit boordevol occulte betekenissen die schuilgaan achter oeroude zinspelingen. Pururavas is een algemene naam voor de menselijke monade die in zijn belichaamde staat zowel de zoon van goddelijke wijsheid als de geest is, en van de ruimte of de mystieke aarde. De triade van heilige vuren vormt het vuur van de geest of de inspiratie en intuïtie, het vuur van het intellect en de vuren van materie of de ruimte. De vereniging van deze drie in het ene algemene vuur van de menselijke constitutie vormt in één opzicht het terrein van zelfbewustzijn maar ook van het zelfbewuste ego zelf.

Purusha

(San­skriet) Puruṣa

Mens. De ideale of kosmische mens, gelijk aan de kabbalistische ’Adam Kadmon. Purusha omvat met prakriti (de natuur), al de zeven, tien of twaalf schalen van het gemanifesteerde zijn. Mystiek gezien wordt purusha gebruikt voor het spirituele zelf of de monade van elke zelfbewuste entiteit, of die nu van het heelal, het zonnestelsel of van de mens is. Ook wordt purusha soms verwisseld met Brahmā, de voortbrenger of schepper. Purusha is dat wat in de wetenschap energie of kracht wordt genoemd als met deze woorden ook de inherente eigenschap van begripsvermogen en morele harmonie wordt bedoeld.

Purusha en prakriti verhouden zich als de twee polen van dezelfde homogene, intelligente, levende en kosmische substantie, het wortelbeginsel van het heelal dat soms svabhavat wordt genoemd. Volgens de Sankhya-filosofie van Kapila zou ...

tenzij purusha allegorisch gesproken op de schouders van prakriti klimt, de laatste irrationeel blijven, terwijl purusha zonder prakriti onwerkzaam blijft. Daarom moet de Natuur (in de mens) een samenstelling worden van geest en stof, vóór hij wordt wat hij is; en de in de stof latente geest moet geleidelijk tot leven en bewustzijn worden gewekt. (SD 2:42)

Purusha komt overeen met de Griekse Eerste of Ongemanifesteerde logos. Maar op bepaalde momenten doen de svabhavische kenmerken van purusha eerder denken aan de Derde of Gemanifesteerde logos, die de verschillende functies laten zien die in de kosmogonie worden toegeschreven aan purusha, die in verschillende tijden in het denken van de hindoes aan invloed heeft gewonnen.

Zie ook Logos; Pums

Purusha Narayana

(San­skriet) Puruṣa nārāyaṇa

De geest die beweegt op de wateren van de ruimte, een bijnaam van Brahmā, vrijwel gelijk aan het kabbalistische ’Adam Kadmon.

Purusha-pasu

(San­skriet) Puruṣa-paśu [van puruṣa mens + paśu huisdier]

Mens-dier. Nara-paśu, eveneens ‘mens-dier,’ wordt vaak minachtend gebruikt voor een oningewijd persoon (niet meer dan een dier als het om heilige zaken gaat).

Purushasukta

(San­skriet) Puruṣasūkta [van Puruṣa mens, hemelse mens + sūkta vedische hymne]

De purusha-hymne of hymne van de Rig-Veda (10:90) beschrijft de kosmische ziel of oorsprong van het heelal. Deze hymne die heel harmonieus de esoterische leringen ondersteunt, bespreekt één van de eerste hoofdstukken van de kosmogonie en ook van de menselijke verhoudingen ten opzichte van het eerste ras of rassen van de mensheid.

Purushottama

(San­skriet) Puruṣottama [van puruṣa mens, geest + uttama beste, hoogste, oorspronkelijke]

De beste onder de mensen. Als metafoor het goddelijke in het hart van alle dingen, de allerhoogste geest van het heelal. Ook een bijnaam van Vishṇu.

Purva-mimansa

(San­skriet) Pūrva-mīmāṃsā [van pūrva voorafgaand, eerder + mīmāṃsā diepe gedachte of meditatie of het streven naar, van de werkwoordstam man denken]

Een studie van het eerste deel van de Veda — het matra-deel. De vijfde van de zes darsana’s of scholen van hindoefilosofie. In onze tijd is deze filosofische school hoofdzakelijk geïnteresseerd in de juiste interpretatie van de vedische teksten, vandaar dat die soms de Eerste school van de Vedānta wordt genoemd. Jaimini zou zijn oprichter zijn en bovendien de schrijver van de Mimansa-darsana, de sutra’s of aforismen die het hoogste gezag van de leringen vormen. Deze school wordt soms ook Karma-mimansa genoemd vanwege de leer die stelt dat iemand min of meer kan worden bevrijd van het vormen van nieuw karma.

Het gevorderde deel van de Mimansa wordt de Vedānta genoemd, dat tegenwoordig de theosofie van Hindoestan belichaamt. De Vedānta, ook wel de Uttara-mimansa genoemd, wordt toegeschreven aan Vyasa, de opsteller van de Veda’s, die ook de stichter van deze school zou zijn.

Purvaja

(San­skriet) Pūrvaja [van pūrva eerder + ja geboren]

‘Eerder geboren,’ een bijnaam van Vishṇu. De eerste verschijning van de kosmische logos, zijn vroegste of oer-activiteiten of manifestaties die als eerste waren geboren vóór al het andere in het heelal dat eruit emaneerde of ontwikkelde. Gelijk aan de orfische protologos.

Purvardha

(San­skriet) Pūrvārdha [van pūrva eerste + ardha helft]

De eerste helft of deel van alles. Zoals in Azië altijd al gebruikelijk was, wordt het Oosten altijd de ‘eerste’ genoemd, purvardha wijst op de oostelijke delen. In de grammatica staat het voor een onvolledige poëtische zin, het eerste deel van een halve versregel.

Purvashadha

(San­skriet) Pūrvāṣāḍhā

Het 18de of het 20ste sterrenbeeld van de maan.

Pushan

(San­skriet) Pūṣan [van de werkwoordstam puṣ voeden, voeren]

De voeder. Het is de zon die alles in zijn koninkrijk met zijn eigen vitale substantie en kracht voedt en ondersteunt. Als een van de vedische goden is hij degene die alle dingen in het oog houdt, hij is de begeleider op reizen en de gids op de weg naar de volgende wereld. Het zijn functies die herinneren aan Hermes of Mercurius in het klassieke denken.

De Taittiriya-Brahmana zegt dat ...

toen Prajapati levende wezens ontwikkelde, het Pushan was die ze verzorgde. Deze Pushan is ... dezelfde raadselachtige kracht die de foetus en ongeboren baby door osmose van voedsel voorziet, die de ‘atmosferische (of akasische) verzorger’ wordt genoemd en de ‘vader voeder.’ Toen de maanpitri’s de mens hadden ontwikkeld bleven deze onbewust en hulpeloos en het was ‘Pushan die de oorspronkelijke mens voedde’. (TG 265)

Pushkala

(San­skriet) Puṣkala

Voltooid, de uitmuntende die volmaakt is in zijn voltooide realisatie. De naam van verschillende entiteiten of dingen, dat wil zeggen een zoon van Varuna, een rishi, een boeddha­, Śiva en een asura, maar ook de berg Meru, wat dan ook wel zijn voornaamste betekenis is.

Pushkara-dvipa

(San­skriet) Puṣkara-dvīpa

De bloem van de blauwe lotus. In de Purāṇa’s is het de zevende van de zeven dvipa’s (continenten of eilanden) waaruit de wereld is opgebouwd, of de zevende bol van de planeetketen.

Put

Theosofisch gezien heeft de put een diepe en grote betekenis en verwijst in vrijwel alle gevallen naar plaatsen (loka’s) waarin door aanhoudende zondigheid die entiteiten wegzakken die kiezen voor een slecht gedrag. Vandaar dat de algemene betekenis een verlies aan spiritualiteit is die tot uitdrukking komt in een afdaling of val in sferen van grotere stoffelijkheid.

De put wordt vaak gebruikt voor de lage pool van de natuur, of dat nu geografisch wordt gezien als de zuidpool of in het zuivere exoterisme als de ‘hel’. In de Bijbel (Ezechiël 28) wordt de prins van Tyrus van de berg van God in de put geworpen. De berg en de put worden ook vaak gebruikt als tegenstellingen zoals de noord- en zuidpool of als de hemelse en helse gebieden. In de Bijbel wordt de put vaak in deze betekenis gebruikt en is dan een metafoor voor een vuilnishoop of een graf voor eerlozen. De put waarin Prometheus wordt geworpen is onze aarde, waarin hij afdaalt om een sterfelijk mens te worden en de Mahasura, in de legendes van de hindoes, wordt in Patala geworpen.

Zie ook De achtste sfeer en Gei’ Hinnom

*OV: De Put is daarnaast ook de diepste onafgewerkte ruimte van de Grote Piramide die een rol speelde bij inwijdingen. Die kleine ruimte was de enige plek in de piramide die voor de inwijdingskandidaat eenvoudig te bereiken was, hij hoefde daarvoor alleen maar de gemakkelijke weg omlaag te volgen. Zie Koningskamer.

Putra

(San­skriet) Putra — Zoon.

Putrasthana

(San­skriet) Putrasthāna [van putra zoon + sthāna plaats, woning, huis in de astrologie]

Het huis van de zoon. Het vijfde huis of teken in de astrologie van de hindoes.

Puttam

Een uitdrukking van de hindoes voor een boosaardige kabouter of rondwarend spook dat zich zou ophouden op plaatsen waar lichamen worden verbrand en die soms naar dat gebied trekken om de levenden te kwellen. Gelijk aan de piśācha’s.

Pwyll

(Welsh) Impuls, reden, besef, bewustzijn, discretie.

Een held van de eerste tak van de Mabinogi, prins van Dyfed (huidig Pembrokeshire) die tijdens de jacht zijn honden achter een hert aanstuurde dat werd opgejaagd door Arawn, koning van Annwn, met als gevolg dat hij een jaar en een dag over Annwn (de onderwereld) mocht heersen in plaats van Arawn. Hij was vanaf dat moment bekend als Pwyll Pen Annwn (Pwyll, Hoofd van de onderwereld). We krijgen zo een glimp van hem te zien als een veel groter kosmisch personage: toen Arthur zijn reis naar de onderwereld maakte om de magische ketel (van reïncarnatie) te bemachtigen, waren de bewakers ervan in Caer Perryfan: Pwyll en Pryderi (zijn zoon), en deze reis van Arthur zoals die wordt beschreven in het poëtische verhaal van Taliesin Preiddieu Annwn (de buit van Annwn) is een allegorie van de afdaling van de geest in de stof — het kosmische plan.

Pygmalion

(Grieks)

In een Griekse legende is hij een koning van Cyprus en een beeldhouwer die een ivoren beeld van een maagd maakt, Galatea genaamd, zo levensecht dat hij nauwelijks kan geloven dat het beeld zonder ziel is, het is ook zo prachtig dat hij er werkelijk verliefd op raakt. Daarop smeekt hij Aphroditē om het te bezielen en zijn smeekbede wordt gehonoreerd, zij trouwen en leven nog lang en gelukkig.

Dit verhaal heeft zich vermoedelijk ontwikkeld uit de [mysterie]leringen rond de opbouw van de constitutie en het leven van de aspirant, van het zelfbewustzijn en een bewuste ziel die uiteindelijk worden samengevoegd om een volmaakte eenheid met zijn eigen schepper te vormen, de geestelijke ziel.

Pymander

[van Grieks Poimandres herder van mensen]

De logoïsche goddelijke intelligentie, of goddelijke gedachte. Het best bekend van de nog bestaande delen van de hermetische boeken, de geschriften van Hermes Trismegistus. Ook een bijnaam van Hermes zelf.

De Egyptische Prometheus en zijn verpersoonlijkte Nous of het goddelijke licht dat aan Hermes Trismegistus verschijnt en hem in een hermetisch werk genaamd ‘Pymander’ instrueert. (TG 266)

 Dit is een verkorting van een van de boeken van Thoth, door een platonist uit Alexandrië. In de derde eeuw werd deze door een joodse kabbalist omgewerkt naar oude Hebreeuwse en Fenicische handschriften en de ‘Genesis van Henoch’ genoemd. (SD 2:267n)

Het zou ook misvormd zijn door christelijke kabbalisten. Pymander als Hermes wordt als de oudste en meest spirituele van de logoi van het Westen beschreven.

Pyrronisme

De filosofie van Pyrrho, een Grieks scepticus (ca. 365-275 v. Chr.).

Ook een algemene naam voor filosofische twijfel. Pyrrho liet geen geschriften na maar leeft voort in die van zijn leerling Timon. Zijn leer stelde dat we niets van de werkelijkheid kunnen weten door het gebruik van onze zintuigen of onze mentale vermogens, tegen elke verklaring kan met hetzelfde recht het tegenovergestelde worden aangevoerd; vandaar dat het noodzakelijk is evenwichtig te oordelen wat het resultaat moet zijn van onverstoorbaarheid, het kalm aanvaarden van de gebeurtenissen van het leven. De morele houding die zo wordt ontwikkeld lijkt op die van de epicuristen en stoïcijnen, die vaak ten onrechte worden beschreven alsof het filosofen zouden zijn met een onverschilligheid voor het zelf en gericht op het geluk van het individu, maar dit is alleen het negatieve aspect van hun leer. De leringen van Pyrrho komen in de buurt van die van de Sankhya-filosofie en die van enkele latere filosofen — zoals het idee van maya dat zegt dat alles een illusie is met uitzondering van het goddelijke.

We kunnen ons afvragen of Pyrrho plotseling het bijltje erbij neer had gegooid en zijn oordeel had opgeschort, of dat zijn leringen onzuiver zijn doorgegeven door zijn volgelingen. Zijn vurige verlangen naar kennis kan hebben geleid tot die verlichting waardoor we ons van het ene op het andere moment bewust worden van de bedrieglijke natuur van onze zintuigen en de illusoire aard van de beelden die zij vormen. Maar als onze scepsis slechts het gevolg is van een intellectuele ontgoocheling, zonder een of andere innerlijke visie, is dat in het algemeen het gevolg van een zelfzuchtige onverschilligheid die leidt tot een terugval tot niet meer dan sensualiteit.

Pythagoreeërs

De pythagoreeërs waren de discipelen van de school die door Pythagoras van Samos in de 6de eeuw v. Chr. in Crotona, Italië, was gesticht.

Pythagoras was een ingewijde, niet alleen in de Mysteriën van zijn eigen geboorteland, maar ook in die van het oude Oosten, waar hij uitgebreid had gestudeerd. Zijn bijzondere werk was het vertolken van zijn esoterische kennis in de taal van het Griekse denken van die tijd. Hij laat het beste van zijn wijsheid en de daaruit voortkomende leringen zien in het gehalte van zijn filosofische leringen en het vasthouden aan zuiverheid en zelfbeheersing in het leven, die hij als een eerste vereiste voor het realiseren van wijsheid zag.

Zijn woord ‘metempsychose’ wordt uitgelegd alsof het zou betekenen het overgaan van de ziel van één lichaam naar een ander, terwijl het volgens de Griekse etymologie eigenlijk zou moeten staan voor de verschillende zeer occulte transformaties die de bezielde ego na de dood ondergaat en die voorafgaan aan het proces van het opnieuw in de ziel afdalen — iets dat een veel grotere inhoudelijke betekenis heeft dan het woord reïncarnatie tegenwoordig heeft, wat zou wijzen op niet meer dan de wederbelichaming van de ziel. Het is de leer van de verschillende elkaar opvolgende karmische veranderingen en belichamingen van een monade gedurende zijn evolutionaire cyclus — niet alleen in een ruimere betekenis als het kosmische lot, maar ook in een beperktere zin als de karmische transformaties na de dood en de daaropvolgende geboorte.

Pythagoras is vooral beroemd om zijn getalsmatige en geometrische sleutels, die naar voren komen in zijn theorieën omtrent geometrische figuren, toonladder, astronomie enz. Hij zou ook de gulden snede hebben ‘ontdekt,’ het regelmatige veelvlak en de vooronderstelling met betrekking tot de hypotenusa. Wat hij deed was simpelweg aantonen dat dit de sleutels waren voor de interpretatie van de Mysteriën. Porphyrius meldt dat de getallen van Pythagoras ‘hiëroglyfische symbolen’ waren met behulp waarvan hij ideeën verklaarde die betrekking hebben op de aard van dingen: (Vita Pythag.) of, voegt Blavatsky daaraan toe: ‘de oorsprong van het heelal’ (SD 1:361). Zijn tetraktis is een sieraad van gecomprimeerde esoterische symboliek. De invloed van zijn school kan worden gevolgd in de daaropvolgende Griekse geschiedenis die figuren als Epaminondas inspireerden; ...

Het was Pythagoras die als eerste het heliocentrische stelsel onderwees en hij was de grootste geleerde op het gebied van de geometrie van zijn eeuw. Hij was het ook die het woord ‘filosoof’ bedacht, dat is samengesteld uit twee woorden met de betekenis van ‘het houden van wijsheid’ — philosophos. Als de grootste wiskundige, geometrist en astronoom van de klassieke oudheid en ook de hoogste van metafysici en geleerden, heeft Pythagoras onvergankelijke roem vergaard. Hij onderwees wederbelichaming zoals dat wordt uitgedragen in India en veel andere zaken van de Geheime Wijsheid. (TG 266)

Pythia

(Grieks) Ook Pythonesse

Pytho was de oude naam van Delphi en daaruit ontwikkelde zich het bijvoeglijke naamwoord Pythius, en het vrouwlijke Pythia. Die naam werd vervolgens gebruikt voor de priesteres of zieneres die de orakels van Apollo te Delphi gaven.

Op gezag van Iamblichus, Plutarchus en anderen was een Pythia een gekozen priesteres uit de sensitieven van de arme klasse en werd in een tempel ondergebracht waar de krachten van de spraak werden geoefend. Daar had zij een kamer die van iedereen was afgezonderd met uitzondering van de hoogste hiërofant en ziener, en eenmaal toegelaten, was zij als een non verloren voor de wereld. Ze zat op een driepoot van koper die over een scheur in de vloer was geplaatst waaruit giftige dampen opstegen die haar hele wezen doordrongen. Deze dampen wekten de profetische mania op. In die abnormale toestand leverde zij haar orakels. Aristophanes noemt de Pythia in ‘Vaestas’ [Vespae] I., reg. 28, een ventriloqua vates ofwel de buiksprekende profetes vanwege de stem uit haar buik. De ouden lokaliseerden de ziel van de mens (het lagere manas) of zijn persoonlijke zelfbewustzijn, in de maagkuil ... De navel werd in de klassieke oudheid gezien als de ‘cirkel van de zon,’ de zetel van goddelijk innerlijk licht. Daarom was het orakel van Apollo te Delphi, de stad van Delphus, de baarmoeder of buikholte — terwijl de zetel van de tempel de omphalos, de navel, werd genoemd. (TG 266-7)

Pythia verwijst ook naar de Pythische Spelen die elke vier jaar te Pytho (Delphi) worden gehouden ter ere van de Pythische Apollo.

OV: Ook Pythagoras zou zijn naam te danken hebben aan de Pythia.

Pytho

(Grieks) De oude naam van Delphi.

Het betekende onder andere wegrotten, tot ontbinding brengen en in deze zin is het gelijk aan het Hebreeuwse ‘ob, de schadelijke boosaardige stromingen van het astrale licht.

Python

(Grieks)

De slang die door Apollo werd gedood en die daarom ook Pythius werd genoemd.

Ooit was de wereld bezaaid met tempels van de zon en de draak: de ophieten hadden die overgenomen van Egypte, maar daarvoor kwam die uit India. We zien die terug in het verhaal van Bel en de Draak, van St. Joris of St. Michaël en de Draak, of Osiris en Typhon, Kṛishṇa en Kaliya, en de Heere God en de Slang van Eden. De kosmische draak symboliseert de schaduwkant van de logos en de tegenstelling tussen die twee is de zogenaamde oorlog in de hemel. De dubbele aard van de slang is te herkennen in Rahu en Ketu, de kop en de staart van de draak; en Typhon of Apophis, die zijn gedood door Horus, die ook wel Set wordt genoemd, die in één van de transformaties Hermes is, god van wijsheid, maar die ook de bijbelse Seth en Satan is.

In inwijdingen moet het innerlijk verlichte individu zijn lagere hartstochten onder ogen zien, die dan zijn samengekomen en verpersoonlijkt in een levensecht astraal monster en hij moet dan óf overwinnaar zijn of slachtoffer. Als hij overwint wordt hij de spirituele slang, die ook wel de draak van wijsheid wordt genoemd. Deze dubbele betekenis correspondeert met het feit dat slangen periodiek hun huid afwerpen en gezuiverd tevoorschijn komen, net als de neofiet die door oefening en inwijding de oude persoon van zich afschudt en uit de beproeving opstaat als de Nieuwe Mens.

Theosofische Encyclopedische Woordenlijst