Samkalpa
(Sanskriet)
Een beeld of idee dat is gevormd in het denken of in het hart, in het bijzonder een besluit of voornemen. Ook beschouwd als de verpersoonlijkte wil.
Samma
(Pali)
Gebruikt door boeddhistische mystici en raja-yogi’s en staat voor het hebben van volledige en volmaakte kennis van een hele reeks vorige levens van een bepaald persoon.
Dit is een fenomeen van het geheugen dat kan worden verworven door de beoefening van ware innerlijke yoga of zelfbeheersing. Meer in het algemeen, een volledig ontwaken in de zin dat de gehele hogere natuur van het individu door en door wakker en actief is waardoor een zekere alwetendheid kan worden verkregen ten aanzien van alles in ons zonnestelsel. Op dezelfde wijze worden grote spirituele en psychische vermogens verkregen. Het is de volledige bloei en zelfbewuste activiteit van de spirituele monade in en door degene die deze voortreffelijke graad van spirituele ontvouwing heeft bereikt, de éénwording met de kosmische Logos.
Ook een titel van Gautama Boeddha en verwijst naar zijn volmaakte innerlijke verlichting.
Samnati
(Sanskriet)
Een buiging, teken van eerbied.
Samothrake
Een eiland in het noordelijke deel van de Egeïsche Zee en beroemd om zijn mysterieschool die veel verder ging dan de Mysteriën van Eleusis, en
misschien wel de oudste [Mysteriën] was die ooit in ons huidige ras zijn ingesteld’. (TG 287)
Het eiland is vulkanisch en kent overleveringen van een overstroming. Zijn mysteriën zouden verband houden met de aanbidding van de kabiren, de heilige vuren van de meest occulte vermogens van de natuur, die volgens de legenden zich vormden op de zeven plekken van het eiland en de kabiren ter wereld brachten uit het heilige Lemnos, dat was gewijd aan Vulcanus. Samothrake werd gekoloniseerd door de Feniciërs en vóór hen door de mysterieuze Pelasgen die uit het Oosten kwamen, wat wijst op hun band met de oude Mysteriën van India. Hier werden elke zeven jaar de Mysteriën opgevoerd, die de Semitische stammen van het Midden-Oosten de Sod noemden. Het heilige vuur dat te Samothrake werd bewaard werd doorgegeven aan de kandidaten voor inwijding, die zo aan een nieuw leven begonnen, de werkelijke betekenis van de doop door het vuur en de geest.
De Mysteriën van Samothrake en die van Eleusis waren de twee beroemdste van de oude Griekse beschaving en het zou moeilijk zijn te weten te komen welke van de twee meer eerbied of respect ontving. Die van Samothrake waren wetenschappelijker en filosofischer van aard terwijl die van Eleusis meer mystiek en religieus van karakter waren.
Sampa
(Sanskriet)
‘Wijsheid die zo snel is als de bliksem’ en daarom een vermogen van innerlijke verlichting voorstelt.
Samsara
(Sanskriet)
Het woord Samsara wordt in het algemeen vertaald als het rondzwerven van de menselijke monade onder invloed van karmische impulsen door een enorme hoeveelheid variërende elkaar opvolgende bewustzijntoestanden en in verschillende sferen of werelden, zowel in het gemanifesteerde als het ongemanifesteerde universum — het is het proces van metempsychose en transmigratie en is in het bijzonder van toepassing op menselijke monaden en de leer van reïncarnatie.
Vanuit een ander en meer algemeen standpunt betekent samsara de doorgang door de drie werelden zoals die als gebruikelijk in het boeddhisme worden gegeven: de fysieke, astrale en mentale, en vanuit een meer esoterisch standpunt zou het woord ook het geheel van wervelingen of omzwervingen van de monadische centra van wezens door de zeven Werelden kunnen betekenen.
Samskara
(Sanskriet)
In zijn filosofische betekenis wijst het woord op de indrukken die op het denken worden achtergelaten door afzonderlijke handelingen of externe omstandigheden die in de toekomst uit kunnen werken.
Samskara is nauw verbonden met oorzakelijke activiteiten en hun gevolgen, dat wil zeggen met karma. Het is het creatieve denkvermogen dat voortdurend nieuwe ideeën en nieuwe indrukken door het handelen aan elkaar weeft die de neigingen en impulsen ontwikkelen die leiden tot de daarbij behorende reacties of gevolgen.
Als een metafysische term wordt samskara op verschillende manieren beschreven: als een illusie, als een gevoel of als een soort onderscheid. Als de elfde nidana is het een activiteit op het gebied van illusie maar met de wezenlijke betekenis dat de oorzakelijke impulsen dwingen tot handelen op dit gebied van illusie.
Samskara is ook de vierde van de skandha’s of eigenschappen, de ‘neigingen van het denkvermogen.’
Samvara
(Sanskriet)
Een naam van een godheid die door de tantrika’s wordt aanbeden. Ook gebruikt voor de behoudende, voortzettende of ondersteunende werkingen van Vishṇu.
Samvarta
(Sanskriet)
Een kleiner tijdperk of kalpa. Een periode van schepping waarna een gedeeltelijke vernietiging van de wereld volgt.
Samvat
(Sanskriet)
Een volledig jaar met twaalf (of soms dertien) maanden. Later verwees het vooral naar het tijdperk van Vigrama dat 58 v.Chr. begon en niet naar het Śaka-tijdperk.
Samvriti
(Sanskriet)
Het vasthouden aan een ‘verkeerd denkbeeld’ omdat het waarnemende ego is opgesloten in, bedekt door of betrokken bij stoffelijke krachten en vermogens. Samvriti kan aldus de oorsprong van alle illusies of maya worden genoemd.
‘Men moet waar zelfbewustzijn verkrijgen om samvriti, de ‘oorsprong van de misleiding’, te begrijpen’. (SD 1:44n)
Voor de bestudeerder van de esoterische filosofie betekent inwijding het opzij werpen van de beperking of het wegrukken van de bedekkende sluiers van bewustzijn en de psychologische blinddoeken die de spirituele heerlijkheid van binnen aldus vrijmaakt.
Samvriti
(Sanskriet)
De kennis van lagere of relatieve waarheden. Het groeiende bewustzijn van de leerling-ingewijde laat in toenemende mate aan zichzelf het illusoire karakter of de mayavische leegte van alle eenvoudige dingen zien. Samvriti-satya is relatieve waarheid in tegenstelling tot paramartha-satya, de Absolute Werkelijkheid of Waarheid.
Samyag
(Sanskriet)
‘Juist levensonderhoud’ in het boeddhisme is één weg van het heilige achtvoudige pad, ook het bedelaarschap met een religieus doel en de gelofte van armoede waaraan elke Arhat moet voldoen.
Samyag
(Sanskriet)
‘Juist inzicht’ in het boeddhisme vormt één weg van het heilige achtvoudige pad. De vaardigheid om waarheid te begrijpen en te bespreken.
Samyak
(Sanskriet)
Letterlijk ‘het perfect uitwerken tot aan het uiterste einde van zijn karmische bestemming’. In het boeddhisme vormt ‘juist handelen’ een pad van het heilige achtvoudige pad.
Samyak
(Sanskriet)
Volmaakte of volledige meditatie. ‘Juiste concentratie’ is een pad van het heilige achtvoudige pad van het boeddhisme.
Samyak
(Sanskriet)
Iemand die ‘volledig is ontwaakt’ en dus een ‘leraar van volmaaktheid’ is. Een van de titels van voortreffelijkheid en eerbied die aan Gautama Boeddha is gegeven.
Samyama
(Sanskriet)
Samyama wordt als volgt uitgelegd in de yoga-aforismen van Patanjali:
Wanneer de aandacht wordt vastgehouden [
Samyama is een behoorlijk technisch begrip dat in de school waar dat gebruikt wordt in betekenis varieert. Het omvat echter meer dan alleen ‘geconcentreerde aandacht, contemplatie en meditatie,’ dat wil zeggen het idee van het beperken of beheersen of controleren van de altijd actieve, vluchtige, onzekere en snel bewegende activiteiten van het denken.
Samyutta
(Pali)
Dit betreft een van de belangrijkste boeddhistische werken: een van vijf delen van de Suttanta-Pitaka — een verzameling Sutta’s (dialogen tussen de Boeddha en zijn discipelen). Ook geschreven als Samyuttaka-Nikaya.
Sanaischara
(Sanskriet)
‘De langzaam bewegende,’ de planeet Saturnus of zijn bestuurder. Wordt ook wel gebruikt als een naam voor de zon of een ander langzaam bewegend hemellichaam.
Sanat
(Sanskriet)
Eeuwige jeugd. De belangrijkste van de vier groepen van kumara’s, de uit het denken geboren zonen van Brahmā die ‘weigerden te scheppen.’ Deze zuiver spirituele wezens die kosmisch jeugdig zijn, zouden volgens het lot van de evolutie door de rijken van de stof moeten gaan. De vier groepen van kumara’s — Sanat, Sananda, Sanaka en Sanatana — als namen
zijn allemaal opvallende kwalificaties van de graden van het menselijke intellect. (TG 289)
Verpersoonlijkt is Sanat de oudste van de voorouders van de mensheid. Hoewel de literatuur van de hindoes gewoonlijk over vier kumara’s spreekt, wordt er niettemin vaak op gezinspeeld dat er zeven van zulke uit het denken geboren zonen zijn. De vier kumara’s met de hierboven genoemde namen worden exoterisch gezien, terwijl drie andere als esoterisch worden beschouwd en hun namen zouden zijn: Sana, Kapila en Sanat-sujata.
Sanat
(Sanskriet)
Altijd mooi, eeuwig en oorspronkelijk goed geboren — goed geboren wat eerder wijst op de oorspronkelijke ontlening aan de geest dan aan de rijken van de stof. Een van de drie groepen van esoterische kumara’s
die het mysterie van voortbrenging en wederbelichaming bevat. (TG 289)
Sanatsujatiya
(Sanskriet)
Een episode van het
Sanchita
(Sanskriet)
Dat wat is opeengestapeld of verzameld. Sanchita-karma is dat opgespaarde karma dat nog niet is uitgewerkt en daarom onrijp is en wacht om uitgedrukt te kunnen worden door zich te manifesteren. Prarabdha-karma is het karma dat rijp is, dat uit het verleden is begonnen op te komen om zichzelf naar buiten te brengen.
Sanchoniathon
(Fenicisch) Ook
Een schrijver die vóór de Trojaanse oorlog zou hebben geleefd. Fragmenten van zijn werk zijn vertaald door Philo Byblius (1ste-2de eeuw) van wie de geschriften bij ons alleen bekendheid hebben gekregen door de werken van Eusebius. Onderzoekers verschillen van mening ten aanzien van de fragmenten die van Sanchoniathon zijn overgenomen: sommigen stellen dat zij een vertaling zijn van de Fenicische kosmogonie, anderen stellen dat Philo deze verklaring eenvoudigweg heeft gebruikt als een middel om gewicht aan zijn eigen geschriften te geven, omdat de fragmenten lijken te zijn samengesteld uit verzamelde informatie en blijk geven van een grote kennis van Egyptische, Griekse en zelfs Perzische ideeën die naar men denkt niet de originele vorm van de Fenicische religie kan zijn geweest.
Sandalphon
(Hebreeuws)
Men heeft gedacht dat dit de kabbalistische naam was van het hoofd van de engelen:
de kabbalistische Prins van Engelen, emblematisch voorgesteld door een van de
In de
engel belast met de gebeden van Israël, [die] al die gebeden mee omhoog neemt en er een kroon van weeft voor de Ene Levende van die werelden. (ibid., 2:143)
Sandhi
(Sanskriet) Ook
Dat wat combineert of verenigt. De overgang tussen dag en nacht, de schemering. Ook een periode bij het verstrijken van elke yuga (tijdperk) of tussen twee manvantara’s of kalpa’s in. Gelijk aan 1/10 van de duur van de yuga en duurt tot aan het begin van het volgende yuga. Op die manier worden de tijdperken van de yuga’s berekend, ofwel volgens goddelijke jaren of gewone (zonne)jaren. Maar wanneer de aandacht uitsluitend gericht is op de ochtend- en avondschemeringen (er is een ochtend- en avondschemering voor elk zo’n periode in een yuga) vormen elke ochtend- en avondschemering samen 1/6 van de lengte van elke periode: met andere woorden, een ochtend- of avondschemering is 1/12 van de lengte van zo’n periode. Bijvoorbeeld, een mahayuga van 4.320.000 jaar — of 12.000 goddelijke jaren (360 jaar is gelijk aan één goddelijk jaar) — bestaat uit vier kleinere yuga’s — het krita, tetrā, dvāpara en kali en nemen in lengte af volgens de verhoudingen van Pythagoras met respecievelijk 4, 3, 2 en 1. Wanneer we rekenen in goddelijke jaren is het kṛita dus 4800 van zulke jaren lang, het tetrā telt 3600 van zulke jaren, het dvāpara 2400 en het kali 1200.
Anders uitgedrukt, het kṛita is 4000 jaar lang plus 1/10 deel daarvan — 400 jaar voor zijn ochtendschemering en 400 jaar voor zijn avondschemering. Het tetrā is 3000 jaar lang plus 1/10 van dat tijdperk ofwel 300 jaar voor zijn ochtendschemering en 300 jaar voor zijn avondschemering. Het dvāpara en kali worden op basis van dezelfde formule berekend. In gewone jaren laat het stelsel zien dat het kaliyuga 360.000 jaar duurt plus 1/10 van die periode, ofwel 36.000 jaar voor elke afzonderlijke schemering, dus zowel zijn ochtend- als avondschemering, waardoor het totaal neerkomt op een duur van 432.000 jaar. Dus de 2/10 die worden toegevoegd vormen 72.000 jaar, wat 1/6 van de totale duur is. En zowel de ochtend- als avondschemering is 1/12 van het totaal ofwel 36.000.
Een ander woord voor sandhi is sandhya. Maar sandhyansa wordt vaak vooral of alleen maar gebruikt voor de periode van het einde of het sluiten van een yuga en beslaat 1/10 van de lengte van het tijdperk dat het afsluit.
Sandhyansa
(Sanskriet) Ook
Deel van een overgangsperiode, de periode van een sandhya die onmiddellijk volgt op of vooraf gaat aan een yuga en dus ofwel een avond- of ochtendschemering is. Het is in oude hindoegeschriften tamelijk gebruikelijk om sandhyansa te gebruiken voor het laatste deel van een sandhi, het einde of de avondschemering, maar hier wordt slechts één van de twee belangrijkste verbindende perioden genomen voor beide, het einde van een dageraad zou immers ook een sandyansa kunnen zijn.
Sandhyavandana
(Sanskriet) Ook
De ochtend- en avondhymnen en gebedshandelingen.
Sanga
(Sanskriet)
Wereldse of zelfzuchtige hechting of affectie.
De sankhya’s zeggen: geef
Sangbai
(Tibetaans) [van
De verborgen heer. Gebruikt voor degene die het nirvāṇa is ingegaan. Een naam van hen
die opgegaan zijn in en zich hebben vereenzelvigd met het Absolute. (TG 289)
Equivalent van de Sanskrietwoorden jivanmukta en nirvani.
Sanggyas
(Tibetaans)
Equivalent van het Sanskrietwoord boeddha. Een titel van Gautama Boeddha met de filosofische verbinding van Sanghai Dag-po. Soms wordt panchen (de grote oceaan, grote leraar) eraan toegevoegd.
Sangha
Ook
Groep, vergadering, bijeenkomst en oproep. In het boeddhisme vooral gebruikt voor een bijeenkomst van boeddhistische priesters (sangha-bhikkhu) en vaak onjuist vertaald als de boeddhistische kerk. Andere vertalingen zijn de orde of de broederschap.
Het idee dat wordt overgebracht is de eenheid van allen die de leer van de Heer (Boeddha) accepteren, dat wil zeggen boeddhisten. In meer mystieke zin wordt het idee gebruikt door boeddhistische ingewijden die op gelijke manier wijzen naar de eenheid of universele broederschap van alle mensen, in alle tijden, waar dan ook, die door kennis of natuurlijke intuïtie de weg van de wet van de Boeddha’s volgen, de wet van rechtvaardigheid en mededogen.
Sanguis
(Latijn)
Bloed. In de symboliek van de alchemie een lid van de drie-eenheid spiritus, aqua, sanguis — geest, water (ziel), bloed (lichaam) — of zwavel, kwik en zout.
Sanhedrin
(Hebreeuws)
Een samenkomst, vooral de vergadering van de joodse ouderen met het oog op rechtspraak. Oorspronkelijk de joodse gemeenteraad, in de Mishnah wordt met sanhedrin de Grote Raad bedoeld met 71 leden, en het gerechtshof.
Sani
(Sanskriet)
De planeet Saturnus of zijn bestuurder. In het hindoepantheon is hij de zoon van Surya (de zon) en van ofwel Sanjna (spiritueel bewustzijn), de dochter van Visvakarman of Chhaya (schaduw), de spirituele schaduw die door Sanjna wordt afgeworpen of achtergelaten.
Sani wordt bijna altijd beschreven als een zwart individu dat in in het zwart gekleed gaat en tot zijn titels behoren Saptarchi (degene met zeven stralen) en Asita (duister of obscuur). De spirituele en astrologische invloed van Saturnus is geweldig groot en hoewel hij in het algemeen en astrologisch gezien degene is die voor ellende zorgt, is dit slechts een ongenuanceerde visie want de invloed van Saturnus is in bepaalde gevallen vaak net zo weldadig als gevaarlijk.
Sanjna
(Sanskriet)
Iemand die het gewaad van begrip of spiritueel bewustzijn draagt, de inwijdingsmantel die wordt opgenomen bij het binnengaan van nirvāṇa.
Sanjna
(Sanskriet)
Volledige kennis, begrip, begrijpen. Mystiek gezien spiritueel bewustzijn. Volgens de Purāṇa’s de dochter van Visvakarman en de vrouw van Surya (de zon). In het
‘niet in staat de vurigheid van haar heer te verdragen’, (zodat hij) haar
Dit verwijst naar de schepping van het eerste wortelras, de
Ook de derde van de skandha’s (eigenschappen) wat duidt op abstracte ideeën (
Sankalpa
(Sanskriet) Ook
Een beeld of idee dat in het denken of het hart is gevormd. Gedachte, ideatie, begeerte. De Veda’s zeggen dat het gehele heelal is ontwikkeld door sankalpa — de altijd doorgaande werkzame impulsen van karma die worden aangestuurd door kosmisch kama — en dus is het alleen door sankalpa dat het heelal zijn karmische structuur, verschijningsvormen en continuering behoudt.
Sankaracharya
(Sanskriet)
De liefdadige of weldadige leraar. Een van de grootste ingewijden van India. De Upanishads, Gautama Boeddha en Śaṅkarāchārya zijn volgens velen de drie grote lichten van wijsheid van India. Vanuit een mystiek gezichtspunt was Śaṅkarāchārya de esoterische opvolger van Boeddha. Hij was een avatara, net zoals Jezus dat was.
Śaṅkarāchārya had zichzelf als doel gesteld om de wijsheid die door Gautama Boeddha naar buiten was gebracht te behouden. Door zijn zuivere leven en verheven denken bracht hij een stroom van zeer spirituele en intellectuele gedachten op gang, die uit zijn diepste zielenleven naar de oppervlakte kwamen. Zo blies hij in de harten van velen het vuur van de waarheid weer aan dat was gedoofd door het meegaan met de dogmatische neigingen van een verstarde godsdienst en vervolgens helemaal was verdwenen door het loslaten van de innerlijke geest van de oude leringen.
Śaṅkarāchārya werkte voornamelijk met de orde van brahmanen — de hoogste kaste van India — waar de voordelen van overerving, het eeuwenlang koesteren van verheven idealen en het vasthouden aan een strakke discipline de beste voedingsbodem vormden om de zuivere waarheden te ontvangen — als die zouden worden aangenomen — maar het zou ook de beste groep mensen zijn met een geschikt karakter om na een training de hogere wetenschap onder de knie te krijgen, die te behouden en door te geven.
Śaṅkarāchārya deed dit op drie manieren: ten eerste door het schrijven van toelichtingen op de grote Upanishads en de
Śaṅkarāchārya was ook de stichter van de filosofische school van de Advaita-Vedanta. Het verhaal van zijn leven is bijzonder opmerkelijk. Hij is volgens de overleveringen in de zesde eeuw v. Chr. geboren, waarschijnlijk rond 510, maar werd niet ouder dan 32 jaar. Maar door zijn buitengewone capaciteiten kon hij vele grote en spirituele werken voor de mensheid tot stand brengen. Waarschijnlijk waren de wonderbaarlijkste vastgelegde perioden uit zijn leven allegorieën van enkele van zijn spirituele ervaringen en overwinningen die in deze vorm zijn opgeschreven (wat gebruikelijk was onder de leerlingen van de mysteriescholen) om de zeer diepe mysteriën van zijn leven te versluieren.
Sankha
(Sanskriet)
Er wordt in de Purāṇa’s over gesproken als één van de negen afdelingen van Bharatavarsha, oftewel India. Blavatsky ziet er het Poseidonis van Plato’s Atlantis in dat, zoals Solon verklaarde, zo’n 9.000 jaar voor zijn tijd onder de golven van de oceaan zou zijn verdwenen. Alle geschiedkundige feiten in de Purāṇa’s die verband houden met Sankha-dvipa en Sankhasura, zijn gelijk aan het geografische en etnologische Atlantis van Plato, maar in de taal van de hindoes. Het Puranische verslag zegt dat het eiland nog steeds bestaat (wat een aanwijzing geeft over de ouderdom van het verslag).
Sankhara
(Sanskriet) Ook wel
Tendensen (zowel lichamelijk als mentaal), eerdere indrukken, eerdere ordeningen of rangschikkingen. De vierde van de skandha’s (bundels van eigenschappen) die in het boeddhisme worden genoemd.
Sankhasura
(Sanskriet)
Een daitya die volgens de hindoelegende een oorlog zou hebben gevoerd tegen de goden en die ook zou hebben verslagen, waarop hij de Veda’s stal en die verborg op de bodem van de zee, vanwaar zij werden gered door Vishṇu in de vorm van een vis.
Er bestaan ook vage verwijzingen naar een van de dvipa’s (Sankha-dvipa) en het is heel verleidelijk te veronderstellen dat er een verband tussen die twee bestaat. Een andere hindoelegende noemt het doden van Sankhasura door Kṛishṇa — een andere manier waarop deze avatara in vele verschillende tijden wordt gezien is die als de geest van Kṛishṇa in de wereld, in plaats van een of andere geïncarneerde avatara met die naam: er wordt gezegd dat met de dood van Kṛishṇa in 3102 v. Chr. het kaliyuga zou zijn begonnen, terwijl Sankha-dvipa een van de grote eilanden van het Atlantische stelsel van continenten van enkele miljoenen jaren geleden was.
Sankhya
(Sanskriet) Ook
De derde van de zes darsana’s of filosofische hindoescholen, opgericht door Kapila, en zo genoemd omdat die het heelal en daarmee ook de mens, in 25 tattva’s (elementaire beginselen) opdeelt waarvan 24 de diverse min of meer bewuste voertuigen of lichamen zijn waarin de 25ste leeft en werkt, purusha, oftewel het ware zelf. Het enige doel van deze school was het onderwijzen van de essentiële aard van het heelal en de mens te zien als een onafscheidelijk deel van het heelal zodat deze purusha — het hoogste denkende spirituele ego, dat in essentie is opgebouwd uit zuiver geluk, zuiver bewustzijn en zuiver zijn — kan worden bevrijd van de ketens van de andere 24 tattva’s waarmee hij gevangen wordt gehouden.
Blavatsky suggereert dat er een reeks van Kapila’s was maar dat de Kapila die het 60.000 mensen tellende nageslacht van koning Sagara doodde de stichter was van de sankhyaschool, zoals in de Purāṇa’s wordt verklaard. Bovendien moet de filosofie van de sankhya tot ons zijn gebracht en onderwezen door de eerste en zijn opgeschreven door de laatste Kapila, de grote wijze en filosoof van het kaliyuga (vgl. SD 2:571-2).
Voor wat betreft de 24 tattva’s zijn zij allemaal afgeleiden van de oorspronkelijke spirituele purusha en zij worden verdeeld in acht originele prakriti’s (scheppers) en 16 afgeleiden van deze acht prakriti’s die vikara’s (scheppingen) worden genoemd. De acht prakriti’s zelf komen voort uit mulaprakriti (oorspronkelijke natuur of wortelsubstantie). In en door deze 24 tattva’s manifesteert purusha zichzelf gedurende de manvantarische periode. Dit stelsel van tattva’s is daarom van toepassing op zowel het heelal als op elke andere entiteit, als een samengesteld deel van het heelal, aangezien de fundamentele wet van objecten zichzelf herhaalt in het groot als in het klein.
De sankhyaschool is als stelsel en wat betreft filosofische inhoud nauw verbonden met de yogaschool van Patanjali.
Sankhya
(Sanskriet) Ook
De verwezenlijking, vereniging of eenwording met het hoger zelf volgens de methoden van de sankhya-filosofie zoals wordt besproken in het tweede hoofdstuk van de
Sankhya
(Sanskriet) Ook
Een beroemd studieboek van de sankhya-filosofie en bestaat uit een verzameling van 72 verzen van Isvara-Kṛishṇa, misschien wel de oudste nog bestaande systematische verhandeling van het sankhya-stelsel.
Sankhya
(Sanskriet)
Een werk over de sankhya-filosofie van Vijnana-bhikshu.
Sannaddha
(Sanskriet) Ook
De bewapende, de met wapens uitgeruste. Een van de zeven belangrijkste stralen of logoi van de zon.
Sannyasa
(Sanskriet)
Neerleggen of afwerpen, opzij gooien, verlaten. Vooral het opgeven van de wereld en de wereldse beslommeringen en het volgen van het pad dat leidt tot mystieke kennis. De beoefenaar wordt een sannyasin genoemd.
Sannyasin
(Sanskriet)
Iemand die wereldse zaken opgeeft of opzij zet en zijn denken concentreert op het verwerven van mystieke kennis. Meer algemeen, een toegewijde, een asceet, iemand die alle wereldse beslommeringen heeft opgegeven en zichzelf wijdt aan spirituele meditatie en de bestudering van de Upanishads, zoals een brahmaan in de vierde fase van zijn leven doet. De sannyasin is iemand die sannyasa beoefent.
Sanskriet
[van Sanskriet
De oude heilige taal van de Indo-Europeanen, oorspronkelijk de heilige of geheime taal van de ingewijden van het vijfde wortelras. Het Sanskriet bezit tal van grote en waardevolle werken in proza en dichtvorm, waarvan sommige, zoals de Veda’s, volgens onderzoekers tot 30.000 jaar teruggaan of misschien zelfs nog verder. Bijna elke frase van het filosofische denken die in het Westen wordt gebruikt of bestudeerd, is terug te vinden in één of andere vorm in de oude literatuur van de hindoes. Afgezien hiervan bevatten deze oude Sanskrietgeschriften vele moeilijk te doorgronden onderwerpen die gaan over de wonderlijke vermogens van de menselijke geest en zijn denkvermogen, het bouwen en vernietigen van werelden en universa, enz. enz.
De taal van het Sanskriet is afgeleid van een van de eerste Indo-Europese talen, een directe nakomeling van een Atlantische voorouder.
In het oude India en in het thuisland van de Indo-Europeanen voordat zij India via Centraal-Azië hadden bereikt, werd deze erg vroege Indo-Europese taal niet alleen maar gebruikt door de Indo-Europese bevolking, maar werd ook in de heilige vertrekken van de tempels gehanteerd, ontwikkeld of samengesteld of opgebouwd om een veel subtieler voertuig te zijn om abstracte religieuze en filosofische denkbeelden en gedachten tot uitdrukking te brengen. Aan deze taal die aldus was ontwikkeld of samengesteld door de ingewijden van het Indo-Europese volk, werd uiteindelijk de naam
Onder de eerste Atlantiërs werd het Sanskriet niet gebruikt als een spreektaal, dat gebeurde pas in het vervallen Atlantis van latere tijden toen de eerste Indo-Europeanen allang op het toneel van de wereldgeschiedenis waren verschenen, in die tijd bestond deze vroege Indo-Europese taal al waarnaar hierboven wordt verwezen. De Indo-Europese ingewijden waren toen bezig het als hun tempeltaal of mysterietaal te vervolmaken
De Veda’s en het brahmanisme werden samen met het Sanskriet geïntroduceerd in wat we nu kennen als India. Zij waren nooit inheems. Er was een tijd waarin de oude volken van het
Santa
(Sanskriet)
Onbewogenheid, evenwichtigheid, kalm
de eigenschappen van de latente, ongedifferentieerde elementaire stof uit de oertijd. (TG 290)
Gelijk aan tamas, een van de drie guna’s (hoedanigheden van de natuur).
Santati
(Sanskriet) Ook
Continuïteit, ononderbroken voortzetting, blijvende verbinding, nageslacht, stamboom. Subba Row verklaart in
Saoshyant
Ook
Gebruikt in de Gāthā’s met de betekenis van een weldoener die de wereld vernieuwt en de mensheid verlost. In de literatuur van de Avesta zijn er drie Sosyans met de namen Hushydar, Hushydar-Mah en Sushyant die elkaar zullen opvolgen in tijdperken van duizend jaar (Bundahesh 32).
Sapta
(Sanskriet)
Het telwoord zeven.
Sapta
(Sanskriet)
De titel van een
verslag in de
Sapta
(Sanskriet)
De zeven eilanden of continenten van onze wereld zoals die in het
Sapta
(Sanskriet)
De zeven grote sferen of kosmische gebieden van het gemanifesteerde leven.
Sapta
(Sanskriet)
Zeven juwelen. Door de oude esoterische scholen van het Oosten gebruikt voor de zeven belangrijkste leringen die een passe-partout geven, een sleutel en een kennis die een relatief volledig begrip van de natuur en zijn werkingen geeft. Deze zeven juwelen vormen het geheel van alle beschikbare menselijke kennis op deze aarde in deze huidige vierde ronde. Deze zeven belangrijke leringen geven de bestudeerder, wanneer hij ze in al hun vertakkingen goed begrijpt een relatief volledig beeld van de zevenvoudige aard van zowel zijn spirituele als stoffelijke aspecten.
In de moderne theosofie worden de zeven juwelen als volgt genoemd: wederbelichaming, karma, hiërarchieën, svabhāva, evolutie, de twee paden en atma-vidya (zelfkennis, het Ene en het vele).
Sapta
(Sanskriet)
De zeven heilige rivieren waarover in de Veda’s wordt gesproken en die zijn verbonden met de sapta-samudra (zeven oceanen). Het zijn de oceanen die, als we de planeetketen en zijn oceanen of zeeën van de ruimte zouden kunnen zien, de verschillende bollen omsluiten en die nauw met elkaar zijn verbonden middels communicatielijnen, die ook wel circulaties kunnen worden genoemd. In Avestische werken worden deze heilige stromen Hapta Heando genoemd.
Sapta
(Sanskriet)
Zeven zonnen. De zeven fundamentele logoi van onze eigen zon maar ook de zeven zonnen van ons universele zonnestelsel. Zij zijn net zo goed verbonden met de hiërarchieën van intelligente wezens of dhyani-chohans van de verschillende klassen die scheppend werken of handelen wanneer de centrale zon scheppend licht uitzendt dat voorafgaat aan de latere perioden van manvantarische activiteit. Het zijn die klassen van dhyani-chohans die de kosmische architecten zijn en die op het manvantarische toneel verschijnen wanneer zij hun respectievelijke functies moeten uitoefenen als de grondlijnen eenmaal zijn gelegd. Dan beginnen de lagere klassen van dhyani-chohans, al zijn zij spiritueel en intellectueel heel hoog, hun werk als bouwers en gaan onophoudelijk door tot aan het einde van het manvantara. Verwijzingen naar deze twee algemene klassen van ideatieve kosmische geesten, de architecten en de kosmische bouwers, kunnen in bijna al de oude religieuze-filosofische geschriften van waar ook ter wereld worden aangetroffen.
Sapta
(Sanskriet)
De zeven hoogste
Saptaparna
(Sanskriet)
Zeven bladeren, zevenvoudig. De mens-plant, de zevenvoudige mens of de mens met zeven beginselen. Dit
geheimzinnige getal zeven, geboren uit de bovenste , die zelf is geboren uit de top daarvan, of de stille diepten van de onbekende universele ziel (
Ook een heilige plant waarover in boeddhistische legendes wordt gesproken en de naam van een beroemde grot in de nabijheid van de berg Baibhar in Rajagriha, de oude hoofdstad van Mogadha, met zeven vertrekken waarin Gautama Boeddha esoterische waarheden overbracht aan zijn selecte groep van arhats. Het was de Cheta-grot van Fa-hian (SD 1:xx).
Saptaparna kan zijn gebruikt voor het hele bereik van het gemanifesteerde heelal en zijn zeven gemanifesteerde gebieden, die als een juweel of hanger met zeven bladeren aan de hoogte triade van het superspirituele hangt, de zeven plus de drie van de allerhoogste triade vormen aldus de heilige kosmische tien. Voor wat betreft de mens wijst het op de complete reeks van de zevenvoudige menselijke constitutie met zeven beginselen, die op zijn beurt als een zevenbladerige hanger of met zeven gezichten, aan de hoogste triade of goddelijke monade hangt.
Het is de ontvouwing van deze zeven bladeren tijdens het manvantara dat de hele loop van evolutionaire ontwikkeling beslaat, van het begin van het kosmische manvantara tot aan zijn einde, en van het begin van de menselijke evolutionaire cyclus tot aan zijn einde in boeddhaschap of menselijke goddelijkheid.
Saptarshi’s
(Sanskriet)
Zeven wijzen of rishi’s. De zeven grote planeetgeesten die nauw zijn verbonden met het sterrenbeeld Ursa Major, de Grote Beer. Hun namen worden als volgt gegeven: Marichi, Atri, Angiras, Pulastya, Pulaha, Kratu en Vasishtha.
Met de zeven grote rishi’s worden hier de zeven grote
De zeven rishi’s zouden ook het moment waarop bepaalde gebeurtenissen plaatsvinden in onze zevenvoudige levenscyclus, en de duur ervan, bepalen.
De sterren van onze volledige Melkweg zijn allemaal nauw met elkaar verbonden, spiritueel, intellectueel, psychisch, vitaal en fysiek, wat betekent dat er een band is en een gemeenschappelijke oorsprong die zo ontzettend ver weg in het verleden ligt dat zijn periodiciteit alleen kan worden uitgedrukt in astronomisch grote getallen. Op precies dezelfde wijze zijn alle planeten van ons zonnestelsel, vooral de zogenoemde zeven heilige planeten van de Ouden, door hun gemeenschappelijke oorsprong in een ver verleden, met elkaar verbonden, hoewel wat tijd betreft minder ver weg dan de eerdergenoemde Melkweg.
Saptasati
(Sanskriet)
Zevenhonderd. De vrouwelijke vorm van Saptasata. De naam van diverse werken die zijn opgebouwd uit 700 verzen.
Sarah
(Hebreeuws) Ook
Prinses. In de Bijbel de vrouw van Abraham en moeder van Isaak. Net zoals Eva is zij een symbool van het moederschap en in een fallische zin van de moederschoot. Het is één van de sleutels tot het begrijpen van de verzen ‘God zei tegen Abraham, u moet uw vrouw Sarai niet meer Sarai noemen, maar haar naam zal Sara zijn’ (Genesis 17:15), en die kan worden gevonden in de maan en het water. Blavatsky vergelijkt het met de hindoelegende van Brahmā en Sarasvati ofwel Sri (SD 2:77).
Sarama
(Sanskriet)
De vluchtige, de renner. De hond van Indra en de goden, de goddelijke wachter ‘over de gouden kudde van sterren en zonnestralen.’ Zij is de moeder van de twee honden die Sarameya’s heten. Enkele Europese etymologen verbinden de namen van de Griekse Hermes en Helena aan Sarama of Sarameya. Sarama kent in bepaalde elementen mystieke overeenkomsten met Agathodaemon in het Griekse gnosticisme en de Egyptische Hermes-Anubis, een van de honden (waakzaamheid) die waakt over de hemelse kudde (de occulte wijsheid en de bestudeerders ervan) (vgl. SD 2:28).
Sarameya’s
(Sanskriet)
De twee kinderen van Sarama (de vrouwelijke waakhond van Indra), de vier-ogige gestreepte en gevlekte waakhonden van Yama, de god van de onderwereld, die de taak heeft te waken over de hemelse kudde (occulte wijsheid en de bestudeerders ervan).
Saraph
(Hebreeuws)
Vurig, brandend, gloeiend, vol licht en warmte. Ook een slang. In het Oude Testament gaf de slang Mozes de opdracht om de mystieke Saraph te maken en in deze bijna zuiver lichamelijke betekenis stelt die Jehovah voor, het hoofd van de vurige slangen (SD 2:387). Vliegende slang is de algemeen geaccepteerde vertaling van saraph me‘opheph (Jesaja 30:6) — en wordt in de christelijke theologie beschouwd als de duivel, maar de uitdrukking is een metafoor en heeft niets van doen met de Boosaardige. Deze merkwaardige betekenisvolle frase betekent wat nauwkeuriger uitgedrukt zowel bedekt of verpakt in vlam en vuur, of vliegend vuur. En aangezien saraph ook wijst naar slang kan het voor hetzelfde geld bedekte of verborgen slang, of vliegende slang betekenen.
Er is een krachtige mystieke parallel en mogelijk een enigszins vergezochte etymologische band tussen het Sanskrietwoord sarpa (slang) en het Hebreeuwse saraph, de parallel komt zonder enige twijfel voort uit dezelfde esoterische lijn van mystiek denken.
Sarasvati
(Sanskriet) Ook
De etherische, de elegante. De goddelijke partner of echtgenote van Brahmā, zijn vrouwelijke alter ego, wat een latere vorm of aspect van Vach (stem of het Woord) is, een naam van de derde logos in zowel Griekenland als India. Er is een parallel met Bath Qol (dochter van de stem, dochter van het Woord) van het mystieke Hebreeuwse denken dat zowel kan worden gelezen als het vrouwelijke aspect van de logos zelf, of als zijn dochter — de inspiratie die eruit voortstroomt of de vrouwelijke of voertuiglijke kant van de logos. Sarasvati, de godin van het verborgen onderricht en esoterische wijsheid, wordt in het algemeen beschreven als rijdende op een pauw met een uitgespreide staart. Zij lijkt op de gnostische Sophia, op de sefira van de Hebreeuwse Kabbalah en op de Heilige Geest van de christenen.
Sarasvati is ook een heilige rivier die wordt genoemd in de Veda’s en als een riviergodin werd zij vaak aangeroepen om vitaliteit en rijkdom te geven, elders wordt zij beschreven als bewegend over een gouden pad en als degene die de monster-demon Vritra vernietigt.
Saratman
(Sanskriet)
Het alzelf. In de Veda’s is het de allesdoordringende geest van het heelal.
Sarcode
(Grieks)
Vleesachtig. De naam die Dujardin (1835) gaf aan de beginnende of elementaire substantie van eencelligen, sindsdien is het vervangen door de woorden protoplasma en bioplasma.
Sarcofaag
(Grieks) Vleesetend.
Het kalksteen in Assus (of Asson) in de Troas-regio (noordwestelijk Turkije) had de bijzondere eigenschap dat het de lichamen verteerde die in de grafkisten van dat materiaal werden geplaatst, en werd daarom
De mysteriën van oude tijden en de rituelen die ermee verbonden waren, waren grotendeels gebaseerd op de geheime en zorgvuldig verborgen gebeurtenissen die plaatsvinden wanneer iemand overlijdt, zodat de geheimen van de dood en de wederopstanding uit de dood, een groot deel van de inwijdingsceremonieën van de oude mysteriën vormden. Zo is het gekomen dat de sarcofaag of de grafkist, het embleem van de dood, niet altijd alleen maar het fysieke lichaam van de overledene zou kunnen bevatten, maar ook een in trance verkerend lichaam van de neofiet waarvan de ziel door de onzichtbare werelden zwierf, in en door de onderwereld.
Sargon
(Assyrisch) Ook
De rechtmatige koning. Van de twee Sargons uit de geschiedenis van Babylonië wordt er één beschouwd als de eerste historische koning van de oude Babylonische periode die rond 3000 v. Chr. op de troon zou hebben gezeten. Hij heerste over het noordelijke deel van Babylonië en had Agade (Akkad) als hoofdstad. Hij veroverde delen van Syrië en richtte de tempel Eulbar op ter ere van Anunit. Zijn verhaal wordt door Blavatsky gebruikt als het origineel waarvan het bekende bijbelse verhaal van Mozes is gekopieerd: de moeder van Sargon was een prinses die haar baby in een biezen mandje plaatste, het waterdicht maakte met pek en het de rivier op duwde. Het mandje werd vervolgens gevonden door een waterdrager, Akki, die het kind als zijn eigen kind grootbracht. Na verloop van tijd werd Sargon de monarch van Babylonië en zwaaide in Agadi de scepter, een stad dichtbij Sippara (vgl. Zippora, de naam van de vrouw van Mozes).
De tweede Sargon was koning van Assyrië van 722-705 v. Chr.
Sarira
(Sanskriet)
Lichaam, lichamelijke gestel. Dat wat tijdelijk bestaat en vervalt.
Sarisripa
(Sanskriet)
Zij die wensen te kruipen of te sluipen. Een kruipend dier, een reptiel, slang, insect of wat dan ook dat klein is en kruipt of sluipt. Een naam van Vishṇu, met een verwijzing naar de vitale essentie van deze ondersteuner die het gehele gemanifesteerde heelal constant doordringt of doorkruipt.
Sarku
(Babylonisch, Chaldeeuws)
Het ras van licht. In de legendes van Babylonië is het de naam van een van de twee eerste rassen. Terwijl het donkere ras (Zalmat-Qaqadi) het eerste was om tot voortplanting te vervallen of sterfelijk te worden, bleef het ras van licht lange tijd apart bestaan — vandaar dat het werd gezien als een ras van goden. Het donkere ras werd door Europeanen ook wel het ras van Adam genoemd, dat
een van de twee belangrijkste rassen was die bestonden in de tijd van de ‘Val van de Mens’ (dus ons
Saros
(Grieks) [van de Chaldeeuwse godheid
Het symbool van Sar is een cirkel en duidt op een grote cyclus van tijd maar ook op het getal 3.600, het kwadraat van 60. De lengte van deze cyclus is niet bekendgemaakt zodat we zouden moeten weten wat de eenheid is die wordt vermenigvuldigd met 3.600. Net zoals de dag deel uitmaakt van het jaar zo maakt het jaar deel uit van de Grote Saros. Het is erg waarschijnlijk dat het woord slaat op verschillende lange cycli.
Saros wordt ook gebruikt om te wijzen naar de kleine cyclus waarin de maan- en zonsverduisteringen bij benadering plaatsvinden: een periode van 6585,32 dagen of 233 ‘maan’dagen of de omloop van de maan.
Wat betreft de saros en de naros of neros, is de getalsmatige sleutel van al deze cyclussen gebaseerd op het twaalftallige stelsel waarin het basisgetal 12 is. Zo zien we dat 5 x 12 = 60, wat zelf een belangrijk esoterisch getal is. En het kwadraat van 60 is 3.600. Nogmaals 60 plus 12 is 72, een belangrijk getal van het hoogste esoterische gewicht. Zeshonderd, wat gewoonlijk de Chaldeeuwse naros of neros wordt genoemd, is 50 maal 12, en 50 en het dubbele hiervan 100, zijn opnieuw zeer belangrijke esoterische sleutelgetallen. We zien dat 100 het kwadraat is van 10, ook een duidelijk belangrijk esoterisch getal, en 10 en 12 zijn nauw met elkaar verbonden als het om oude chronologische berekeningen gaat.
Sarpa
(Sanskriet)
Een slang. De slang is in de occulte traditie altijd een symbool geweest voor occulte wijsheid, onsterfelijkheid — en daarom van een hernieuwe geboorte — én geheime kennis. Vandaar dat sarpa wordt gebruikt voor een ingewijde, net als het woord naga (een ander Sanskrietwoord voor slang).
Er is
Sarpa was het oorspronkelijke Sanskrietwoord voor slang, terwijl naga, hoewel dat ook slang of serpent betekent (zoals het in de Sanskrietliteratuur consistent wordt gebruikt) werd het woord naga toch al vroeg beschouwd als het woord waarmee ingewijden werden bedoeld vanwege hun vermogen om lichaam na lichaam, bijna naar wens, neer te leggen en weer aan te nemen. Beide termen wijzen daarom op een slang of serpent en beide werden later bijna zonder onderscheid gebruikt met de betekenis van ingewijden. En desondanks werd door gewoonte of het regelmatige gebruik
Net zoals de krachten van de natuur op zichzelf neutraal zijn en ‘goed’ of ‘slecht’ worden als zij worden gebruikt door individuen, wordt dit symbool op dezelfde manier met een goede of slechte betekenis gebruikt. Wanneer de woorden naga en sarpa correct worden gebruikt worden de Broeders van het Licht heel juist naga’s genoemd. De Broeders van de Duisternis zijn de sarpa’s, omdat de wortel
Sarparajni
(Sanskriet)
De slangenkoningin.
De Aitareya Brahmana noemt de Aarde Sarparajni, ‘de slangenkoningin’ en ‘de moeder van alles wat beweegt’. Voordat onze bol (en ook het Heelal) eivormig werd, ‘bewoog en kronkelde een lange staart van kosmisch stof (of vuurnevel) als een slang in de Ruimte’. De ‘geest van God, die inwerkt op de Chaos’ werd door ieder volk gesymboliseerd in de vorm van een vurige slang, die vuur en licht uitblies op de oorspronkelijke wateren, totdat zij de kosmische stof had uitgebroed en deze de ronde vorm had laten aannemen van een slang met haar staart in de bek. Dit symboliseert niet alleen de eeuwigheid en de oneindigheid, maar ook de bolvorm van alle lichamen die in het Heelal uit die vuurnevel werden gevormd. Evenals de aarde en de mens, werpt het Heelal periodiek als een slang zijn oude huid af om na een rustperiode een nieuwe aan te nemen. (SD 1:74)
Van de aarde wordt gezegd dat zij haar
Ook behandelen bepaalde verzen van de
Sarva
(Sanskriet)
De hele bol of het hemelgewelf. Dus het Ei van Brahmā of het heelal, gebruikt voor elk van de talloze Eieren van Brahmā, of het nu om die van een Melkweg, zon, planeet of zelfs die van een sterrennevel of komeet gaat.
Sarva
(Sanskriet)
Het universele offer waarover wordt gesproken in de
Sarvada
(Sanskriet)
Hij die alles geeft, de alles opofferende. Titel van Boeddha die in een eerder leven alles opofferde om anderen te redden. Ook een titel van Śiva.
Sarvaga
(Sanskriet)
Het allesdoordringende. De geest/substantie van de wereld, dus zijn ziel. Gelijk aan het anima mundi of in een meer abstracte zin de allerhoogste kosmische essentie of tweede of gemanifesteerde-ongemanifesteerde Logos, die in het vroege christendom vrouwelijk was en de Heilige Geest werd genoemd.
Sarvam
(Sanskriet)
Dit heelal is inderdaad Brahman. Brahman is universeel omdat het het vullende, inwonende en inspirerende kosmische denkvermogen en bewustzijn van ons thuis-heelal is. De verwijzing is niet naar de grenzeloze oneindigheid of parabrahman (voorbij Brahman).
Sarvavasu
(Sanskriet)
Een van de zeven belangrijkste logoi of stralen van de zon.
Sarvesa
(Sanskriet)
De heer van allen. De allerhoogste geest, de hiërarch van het heelal die kan worden verbonden met Brahman beschouwd als de eerste logos, óf met Brahmā beschouwd als de derde logos.
Sastra
(Sanskriet)
Een opdracht, lering, regel, advies. Elk instrument of lering, elk boek of verhandeling, vooral religieus of wetenschappelijk; elk heilig geschrift of compositie van een veronderstelde goddelijke autoriteit zoals de Veda’s.
Sastra
(Sanskriet)
De goden van de goddelijke wapens. In het
Sat
(Sanskriet)
Zijn. Het werkelijke, de blijvende fundamentele essentie van de wereld
want
Sat is niet Zijn, maar zijn-heid, omdat dat wat gemanifesteerd is tot de fenomenen behoort en niet altijd bestaat. Sat (zuiver zijn), chit (zuivere gedachte) en ananda (zegen, geluk) betekenen samen de staat van het Absolute.
In de Vedānta wordt het gebruikt als de zelfbestaande of universele geest.
*De leer van Hegel, die het
Sata
(Sanskriet)
Honderd.
Sata
(Sanskriet)
De uit honderd gevormde. Gebruikt voor Vach dat als het vrouwelijke Brahmā of de universele natuur, duizenden vormen aanneemt. Honderd duidt hier op een specifiek getalsmatige beperking maar wordt vaak gebruikt als het Griekse woord myriade (10.000) waar gewoon een immens grote hoeveelheid mee wordt bedoeld, hoewel het getal ook een duidelijk occulte betekenis heeft.
Volgens een oeroude hindoelegende was Sata-rupa, als natuur, de dochter van Brahmā en ook de moeder van de eerste manu, die Svayambhū werd genoemd.
Satan
[van Hebreeuws
De tegenstander, met de onmiskenbare bepaling (has-satan)
Een theosoof zal zich niet beperken tot alleen maar de goede engel van het Boek van Job, maar is ook bereid de tegenwerkende en tegengestelde krachten van de natuur te zien als middelen waarmee ieder mens zijn wil of standvastigheid en vastberadenheid kan beproeven en zich daarmee kan ontwikkelen en spiritueel en intellectueel groeien. De Satan die uit deze hypothese naar voren komt is in zekere zin ons eigen lagere zelf gecombineerd met de lagere krachten van de natuur die bij de aarde en al het andere horen.
Satelliet
[van Latijn
Astronomisch gezien is het een bol die rond een grotere primaire bol draait, maar gewoonlijk wordt het woord satelliet beperkt tot bollen die rond planeten draaien. De satellieten van Uranus en Neptunus draaien tegengesteld aan de richting van de satellieten van de andere planeten wat zou zijn veroorzaakt door de omkering van hun draaiingsas bij de strijd tussen de groeiende planeten, vóór het ontstaan van de wereld (SD 1:101).
In de theosofie is de maan alleen astronomisch gezien een satelliet van de aarde, in andere opzichten is het de moeder van de aarde. De moderne sterrenkunde weet niets van de feitelijke kosmologische rol die de satellieten van de planeten of van de zonnen speelden in de ruimtelijke diepten — vooral als het gaat om de maansatellieten die echte manen zijn (zoals de maan van de aarde), en nu de astrale resten van een overleden planeet vormen, ofwel een kama-rupa van de eerdere belichaming van die bolketen, die nu als wachters of vampiers de planeten vergezellen. De rollen die met name de echte manen op het toneel van de kosmogonische geschiedenis spelen is indrukwekkend. Zulke manen zijn de wachters op de drempel van de bollen die hen aldus vergezellen.