Kiem
In kosmogenese staat het begrip kiem voor de eerste goed ontwikkelde en gelokaliseerde kosmische entiteit, lichtgevend en half-astraal, die in de toekomst een wereld zal worden, of het nu een planeet of een zon is. Vandaar dat de kiem het ontwikkelde resultaat is van de eerste kosmische impuls van het oorspronkelijke vormende intelligente beginsel dat naar beneden werkt bij het proces van manifestatie. Dit evolutiestadium van een kosmische entiteit, of het nu een planeet of een zon is, wordt in het Sanskriet hiranyagarbha (gouden kiem of moederschoot) genoemd, want uit de kiem, net als uit de baarmoeder, komt de latere entiteit tevoorschijn.
De Japanse kosmogonie zegt dat
uit de chaotische massa een eivormige kern tevoorschijn komt, die de kiem en het vermogen van al het universele en van al het aardse leven in zich heeft. (SD 1:216)
De vierde orde van hemelse wezens, de hoogste groep onder deze monaden die zijn voorzien van voor dat gebied geschikte vormen, is de kraamkamer van de menselijke, bewuste, spirituele zielen en zij vormen, met behulp van de eerstvolgende lagere orde
de eerste groep van de eerste zevenvoudige* menigte — het grote mysterie van het menselijke bewuste en verstandelijke Zijn. Want deze laatste vormen het terrein waarin de kiem,
*Het getal zeven betekent niet slechts zeven wezens, maar zeven groepen of menigten, zoals eerder is verklaard. De hoogste groep, de Asura’s die zijn geboren in het eerste lichaam van Brahmā – dat in ‘nacht’ veranderde – is zevenvoudig, dat wil zeggen is evenals de pitri’s in zeven klassen verdeeld, waarvan er drie arupa (zonder lichaam) zijn en vier belichaamd zijn.
Kiemcel
Het eerste fysieke voertuig of drager van het ‘‘geestelijke plasma’ dat het kiemplasma domineert’ in de ontwikkeling van het embryo (SD 1:219).
Iedere kiemcel, een menselijke of andere, is een verdichting van innerlijke krachten en substanties die reiken van het goddelijke tot het astrale en fysieke, juist zoals de mens zelf de ‘neerslag’ of ‘projectie’ is op en in het fysieke gebied. (ET 514)
Elke kiemcel is de neerslag of de projectie op en in het fysieke gebied van een innerlijke, psycho-etherische uitstraling, een incarnatie van een puntje van de straal die ontspringt in de innerlijke werelden en contact maakt met de fysieke stof door psychomagnetische affiniteit en zo het juiste deeltje of de opeenhoping van moleculen van een levende fysieke substantie weet op te wekken en te veranderen in een voortplantingscel. Dit puntje of stip van de straal van de wederbelichamende straal of uitstraling is niet het reïncarnerende ego zelf, maar het uiterste puntje van die geprojecteerde straal die van het wederbelichamende ego uitgaat. Wanneer dit ego — dat zelf een straal is van de spirituele monade — zijn eigen tussenliggende sfeer heeft bereikt nadat het de oudermonade heeft verlaten, daalt die niet verder af in de stof van dat gebied, maar zijn uitgestraalde invloed — zijn psychomagnetische straal — voelt sterkere affiniteiten voor de stoffelijke werelden dan hijzelf doet en gaat dieper de stof in. Hij maakt daar de levensatomen wakker en roept die in elk van de verschillende gebieden — tussen die van het wederbelichamende ego en de grofste stof van de fysieke aarde — op tot activiteit. Wanneer deze psycho-vitale-elektrische of -magnetische straal enkele van die bijzondere levensatomen in de grove fysieke stof op aarde wakker roept, zijn dat de gekozen levensatomen die eerder tot hetzelfde wederbelichamende ego behoorden en die daarom reageren op de roep van hun eigen ‘ouder.’ Die kunnen zelfs worden beschouwd als het puntje van de wederbelichamende straal dat wordt neergeslagen in de stof
en die fysieke materie wordt als atomen aangetrokken rond dit punt en bouwt eerst de materiële belichaming van dat levensatoom op en wordt door voortgaande aanwas de levende kiemcel. (ET 515)
Deze afdaling van de punt van de straal in geschikt aards materiaal en het selecteren daarvan ligt aan de basis van alle verschillende voortplantingsmethoden. Dit proces begon in de reusachtige eivormige vormen van het etherische eerste wortelras door het eenvoudige delen van deze menselijke cel, dat tegenwoordig door het embryo wordt herhaald in zijn snelle recapitulatie van de vastgelegde [historische] rassen
één oneindig kleine cel, één uit miljoenen andere, die werken aan de opbouw van een organisme, door voortdurende deling en vermenigvuldiging, alleen en zonder hulp het juiste beeld bepaalt van de toekomstige mens (of het dier) met zijn lichamelijke, verstandelijke en psychische eigenschappen
Kiemplasma
Een woord dat is gebruikt door de Duitse bioloog August Weismann (1894-1914) voor het erfelijke materiaal dat in elke cel onveranderd van generatie op generatie wordt doorgegeven.
De cel was volgens Weismann verdeeld in een somatisch plasma en een kiemplasma, het laatste deelde zich in een slapend deel dat onveranderd werd doorgegeven aan de volgende generatie en een actief deel werd gebruikt om het lichaam op te bouwen. Dit passieve kiemplasma was ‘onsterfelijk’ in zoverre dat het identiek was aan dat wat behoorde tot de vroegste voorouder van de mens.
Kikker
De kikker is een van de oudste Egyptische symbolen, vooral de kikkergod Heqet. Daarnaast werden ook de vier oorspronkelijke goden van Egypte — Heh, Kek, Nau en Amen — afgebeeld met de kop van een kikker, waarmee Een kikker in het ijs.*de aandacht werd gevestigd op de kosmische wateren van de ruimte, van waaruit alles ontstond. Kikkergoden en godinnen deden denken aan het begin of de vorming van de wereld, het symbool van de kikker zelf staat voor wederopstanding en dus een nieuwe geboorte*.
Dit symbool moet een heel diepzinnige en heilige betekenis hebben gehad, omdat de eerste Egyptische christenen het in hun kerken aannamen ondanks het gevaar dat zij van een walgelijke vorm van dierenverering zouden worden beschuldigd. Een kikker of een pad, die zat in een lotusbloem, of zonder dat laatste embleem, werd gekozen als vorm voor de kerklampen, met daarop de woorden ‘Ik ben de opstanding’ *OV: De kikker als symbool voor wederopstanding is niet zo vergezocht als het misschien lijkt. Het is bekend dat diepgevroren kikkers die werden aangetroffen in het permafrost na een duizendjarige slaap in het ijs direct na het ontdooien vrolijk wegsprongen. Zie voor dit fenomeen bij kikkers en salamanders:
Kimah
(Hebreeuws)
De Pleiaden, bekend als het zevengesternte, waarvan in de Bijbel wordt gezegd dat zij een liefdevolle en beminnelijke invloed aan de aarde en mensen schenken (Job 38:31).
Kimmeriërs
In de Griekse mythologie vormden de Kimmeriërs een volk dat leefde in een land van nevels en duisternis dat op wisselende plekken lag, onder andere bij Homerus in het extreme westen op de oceaan. In historische tijden een volk in de Palus Maeotis* dat werd verjaagd door de Scythen. De Kimmeriërs werden vergeleken met de Hyperboreeërs, die in een land woonden waar de zon altijd scheen.
*OV: De Palus Maeotis, Latijn voor het moeras van Maeotis, was een moerasgebied rond de Zee van Azov in Rusland.
Kimpurusha
(Sanskriet)
‘Wat voor man?’ Volgens de Brahmana’s was het een boosaardig wezen met de gelijkenis van een man. Later werden ze beschouwd als kinnara’s, wezens waarin de figuur van een man en van een dier zijn gecombineerd. Een klasse van hemelse wezens die wordt gezien als de dienaren van Kubera.
In het
Kinnara
(Sanskriet) Ook
‘Wat voor een man?’ Een mythologisch wezen, een mens met het hoofd van een paard of soms het lichaam van een paard met het hoofd van een man. Later, zoals onder de nara’s, worden zij tot de gandharva’s (hemelse zangers) gerekend en zijn ook vaak verbonden met de kimpurusha’s. Sommige verhalen zeggen dat zij tevoorschijn sprongen uit de teen van Brahmā. Hoe dan ook, zij waren het product van de aarde aan het begin van de kalpa en behoorden bij de eerste pogingen tot de ontwikkeling van halfbewuste wezens die zouden leiden tot zelfbewuste wezens.
In een ruimere zin zijn de kinnara’s, kimpurusha’s, enz., entiteiten die tot onze planeetketen behoren en die deels iets overnemen van de materie, of de vorm, en deels van de geest. Zij nemen een duidelijke plaats in voor wat betreft hun functies binnen de planeetketen en voeren hun taken bijna op dezelfde manier uit als de menselijke hiërarchie dat doet. Zij zijn verder gevorderd dan de eenvoudige natuurgeestjes of elementalen maar toch lager dan de mens en moeten in het algemeen worden ingedeeld in de groep van halfastrale wezens.
Kinvad
(Avestisch?) Ook
In de
In de Avesta (Yasht 22) vindt de ziel van de overledene op de vierde dag na zijn overlijden zichzelf terug in de aanwezigheid van een goddelijk mooie maagd of een duivels gedrocht, net naar gelang hij zelf was, goed of slecht, en zij leidt hem naar de hemel of naar de hel. Deze heilige brug en deze maagd zijn niets anders dan
Kiratarjuniya
(Sanskriet)
Een gedicht van Bharavi dat de strijd van Arjuna met de god Śiva in de vorm van de wilde bergbewoner Kirata beschrijft, het verhaal is afgeleid van het
Kismet
(Turks) [van Arabisch
Lot, bestemming. Gebruikt door moslims om alle gebeurtenissen en details die een mens tijdens zijn leven zullen overkomen te verklaren — wat gewoonlijk iemands lot wordt genoemd, maar dan in de zin van predestinatie, namelijk dat de bestemming vastligt en onherroepelijk is. In die zin is het niet te vergelijken met karma.
Kistophoros
(Door Blavatsky geschreven als Kistophores)
De vierde graad in de Egyptische Mysteriën.
De neofiet ontving deze titel als hij met succes de beproevingen van het oordeel had afgelegd — lijkt op dat wat is beschreven in de dubbele hal van de waarheid in het
(Chinees) [Tibetaans
Een groot occult werk, astronomisch en astrologisch, dat bekendheid geniet in bepaalde delen van China en Tibet, maar onbekend is in het Westen.
Kleinhoofdigen
Het vroege derde wortelras, waarvan de jiva’s nog niet gereed waren en die daarom werden veracht en afgewezen door de manasaputrische monaden of heren die klaar waren voor het verlichten of overschaduwen van de toen nog grote massa van mensen zonder denkvermogen. De hersenlozen, of althans een deel van hen, vergrepen zich later aan de enorme vrouwelijke dieren en verwekten de ‘stomme rassen,’ de voorlopers van de latere mensapen.
Klesa
(Sanskriet) Ook
Pijn, lijden, waarbij desondanks de liefde voor het fysieke bestaan een rol speelt. In filosofische zin de liefde voor het leven, het hangen aan het bestaan, het houden van plezier of van wereldse genietingen, goed of slecht. In de yogafilosofie zijn er vijf klesa-karins (oorzaken van pijn):
Kleur
De duisternis produceert het witte licht en uit het witte licht komen de kleuren naar voren. Deze vormen van licht komen overeen met de ongemanifesteerde Logos, de gemanifesteerde Logos en de zeven daaruit tevoorschijn komende stralen. En dit kosmologische spel wordt door het gehele universum heen herhaald.
Wit licht komt in onze wereld van de zintuigen tevoorschijn als een spectrum met een waaier aan kleuren. Kleuren worden dan beschreven op basis van de kwaliteit van de waarneming die afhangt van de golflengte van het licht. Zo wordt een diepblauwe hemel op een zonnige dag veroorzaakt door een korte golflengte van het licht en het intense rood van een ondergaande zon door een lange golflengte van het licht. Maar volgens de theosofie zouden we in het geheel geen kleuren kunnen zien, tenzij die vanaf het allereerste begin in ons denken aanwezig zouden zijn* waardoor we de kleuren buiten ons kunnen herkennen vanwege de overeenkomst met dat wat in ons is. Daarom hebben ouderen meer moeite om de continue overgang van de zeven kleuren te zien, dan kinderen die die wel schijnen te kunnen onderscheiden. De fysieke prikkels betekenen niets meer of minder dan dat zij datgene in ons oproepen wat al in ons aanwezig is waardoor we herkennen wat objectief buiten ons bestaat. En dit is wat het fenomeen van de herkenning triggert door dat wat wordt doorgegeven op het gebied van de fysieke zintuigen. Dit wordt misschien wat duidelijker als we ons herinneren dat de waarneming van kleuren relatief is en voor een belangrijk deel afhangt van tegenstellingen.
In de theosofische literatuur worden het gezichtsvermogen en het licht bijna onveranderlijk gebruikt wanneer de evolutie van de zintuigen en hun overeenkomstige gebieden van prakriti wordt besproken. Daarnaast spelen kleuren en geluiden een grote rol in praktische spirituele wetenschap en kunnen als een kosmische kracht worden opgeroepen als die met de juiste kennis van kleuren en geluiden worden gebruikt. De zeven kleuren komen overeen met de andere zeventallen, zoals de tonen van het octaaf, de heilige planeten en de zeven belangrijkste elementen. Kleuren zijn aldus een aspect van de vele verschillende manifestaties van kosmische vitaliteit, een zevenvoudige eenheid — of een tien- of twaalfvoudige eenheid, net naar gelang de manier van opsomming — deze kosmische krachten zijn uitwisselbaar, hun onbegrijpelijke totaal, of samenstelling, vormt het kosmische leven. Daarom heeft elke vorm van dit kosmische leven niet alleen zijn eigen bijzondere grondtoon, maar om dezelfde reden ook zijn bijzondere grondtoon als het om kleuren gaat, enz.
*Zie bijvoorbeeld het werk van de blinde schilder Eşref Armağan.
Klikoosha
(Russisch) Ook
Een luidruchtig persoon, iemand die schreeuwt. Zij die zijn bezeten door de Boze en op gezette tijden kraaien als hanen en hinniken als paarden en profeteren (TG 178).
Klinker
[van Latijn
Bijna synoniem met stem. Klinkers zijn de gemakkelijkst uit te spreken geluiden. Er kan geen stomme medeklinker worden geuit zonder dat er een klinker aan te pas komt en een vloeiend klinkende medeklinker is een soort klinker. Vandaar dat het onderwerp gerelateerd is aan de kracht van geluid.
Marcus, een gnosticus onder de eerste christenen, spreekt van een visioen waarin hij zeven hemelen zag, elk klonk met één klinker als zij de namen van de hiërarchieën van engelen uitspraken, een typisch gnostische manier om het bestaan van gedifferentieerde kenmerken van de kosmische hiërarchie te onthullen — en te verhullen — met eenvoudige, algemene uitdrukkingen. De zeven mystieke klinkers zijn dezelfde als de zeven vuren van de hindoes, drie plus vier. Brahmā spreekt bij de schepping vijf klinkers uit. De
Klippoth
(Hebreeuws)
Schillen, bast, schors, de buitenste bedekking of het lichaam van wat voor entiteit ook. Omdat de wezens in de laagste wereld van de Kabbalah worden gezien als schillen die zijn gevuld met een zeker deel van gedegenereerde geestelijke krachten en werkingen, worden deze wezens vaak demonen genoemd.
Daarom wordt in de Kabbalah de laagste van de vier werelden, de ‘olam ‘asiyyah, ‘olam qelippoth genoemd, omdat alle wezens die tot deze sfeer behoren behoefte hebben aan een voertuig dat een bast of schors wordt genoemd, dat hoewel het onderhevig is aan vorming, geboorte, verandering en oplossing als een vorm, dit niet geldt voor zijn gebruikte levensatomen — behalve wanneer deze levensatomen zelf wedergeboorte en verandering doormaken, maar niet uiteenvallen zoals de schillen doen.
Net zoals met de hogere ‘olams (werelden) zijn er naar analogie klassen in de tien sefiroth en zo zijn er ook in deze laagste sfeer tien graden en elk daarvan wordt dichter of compacter en donkerder in zijn afdaling als die verder weg raakt van de straal van de sefiroth. In de eerste twee graden van deze aflopende schaal wordt een zichtbare vorm als afwezig beschouwd — die in Genesis Tohu Bohu wordt genoemd. De derde graad wordt de verblijfplaats van duisternis (de duisternis die in Genesis het gezicht van de aarde bedekt). Dan volgen tijdens de afdaling de zeven helse hallen, Sheba‘ Heichaloth, of hellen, waarin de verschillende prinsen van duisternis en entiteiten die een zuivering ondergaan, zijn onderverdeeld — de prins van het hele gebied is Sama’el (de engel van ‘gif’ of dood).
Let op wat wij lezen in de Zohar (ii. 43
Dus heeft klippoth een dubbele betekenis, de eerste en vrij ongebruikelijke: de ongeorganiseerde stof van de ruimte waarvan de geestelijke wezens hun lichamen maken om zich te kunnen manifesteren op dit fysieke gebied, als tweede en de meest gebruikelijke betekenis: de fysieke lichamen zelf, die zo zijn gemaakt en die de vitale en andere kenmerken van levende wezens bevatten. Het woord correspondeert met de rupa-werelden — de belichaamde wezens van deze wereld of sfeer.
Kneph
(Egyptisch) Ook
Een alternatieve vorm van de god Khnum of Khnemu, die thuishoort in de Egyptische kosmogonie. Een van de goden met een scheppende kracht:
Chnoumis-Kneph, die overeenkomt met de Indiase Narayana, is de geest van God die beweegt op de wateren van de ruimte en als
Al deze zonnegoden zijn de verpersoonlijking van de eigenschappen van een god en stellen de wisselende aspecten van de fasen van ontwikkeling en bevruchting voor.
Knoop
Ook
In de astronomie is het het punt of snijpunt van de omloop van een planeet met het vlak van de ecliptica, of de twee punten van de omloop van een satelliet met het vlak van het hemellichaam waar die omheen draait. Het punt waarop het bewegende lichaam noordelijk gaat wordt de noordknoop genoemd of klimmende knoop, de andere is de zuidknoop of dalende knoop. Deze knopen hebben een beweging die tegengesteld is aan die van het bewegende hemellichaam en is erg langzaam in vergelijking met de snelheid van het bewegende lichaam. Het snelle tollen van een gyroscoop illustreert deze kwestie. De maanknopen hebben voor één omwenteling 18,6 jaar nodig, in de hindoe-astrologie worden zij Rahu en Ketu genoemd, oftewel het hoofd en de staart van de draak. Zij worden ook in de moderne astrologie gebruikt. Deze knooppunten, en die van de planeten waarmee ze refereren aan de ecliptica, markeren belangrijke cycli. De periode van de maanknopen is niet gelijk aan die van de omlooptijd van de maan, het samenvallen van de twee cycli markeert bij benadering maans- of zonsverduisteringen.
Knopvorming
Of
Een methode van ongeslachtelijke voortplanting waarbij het nieuwe individu wordt ontwikkeld uit de uitstulpingen op het lichaam van de ouder. Het nieuwe individu blijft óf verbonden met zijn ouder, zoals in polyzoa (
Koah
(Hebreeuws)
Ook choach-ha-guf, ko’h-ha-guph, enz. Het lichaam van (vitale) kracht. Gelijk aan het modellichaam of liṅgaśarīra in de zevenvoudige classificatie van menselijke beginselen (vgl. SD 2:633).
Kobold
Een Duits woord voor de huisfee of de elementale wezens of natuurgeesten met de natuur van het aardse element. In het volksgeloof werd ervan uitgegaan dat zij woonden in mijnen en andere ondergrondse plaatsen die meer passen bij gnomen. Wanneer zo’n wezen in een huis verblijft wordt die soms ten onrechte poltergeist genoemd of een herrieschoppende kabouter.
Koe
De ouden gebruikten bepaalde dieren als een symbool om typische aspecten van filosofische en religieuze leringen over te kunnen brengen aan de massa, en
het symbool van de koe was in zijn innerlijke betekenis een van de grootste en meest filosofische van alle symbolen. (SD 2:470)
In het algemeen stelt de koe de bevruchtende kracht van de natuur voor — de goddelijke moeder of het vrouwelijke beginsel. Onder de Scandinaviërs was dat wat bij de geboorte van het heelal het eerste verscheen de goddelijke kosmische koe Audhumla, waaruit vier stromen van melk vloeiden waarmee alle wezens die haar volgden, werden gevoed. Onder de Grieken werd het stichten van een nieuw ras geassocieerd met de koe — zoals in de gevallen van Io en Europa. In Egypte vertegenwoordigden de godinnen het aspect van de universele moeder en werden geassocieerd met symbolen van de koe, vooral Hathor en Isis, in India werd zij aanbeden als Kamaduh of Surabhi (de koe van overvloed), zij stelt het voedende en verzorgende vitale en voortbrengende beginsel van de natuur voor. Men ziet dat de godinnen die behoren bij de maan-typen, wat de symbolenleer betreft, behoren bij de koe.
Koinoboi
(Grieks)
Een groep mystici in Egypte van het begin van onze jaartelling die vaak wordt verward met de ‘therapeuten’.
Koios
(Grieks)
Een van de zeven titanen die door Orpheus worden genoemd.
Kokab
(Hebreeuws)
Een helder schijnend hemellichaam, ster of planeet, vooral in die zin dat het een levend wezen van een hemelse soort is, vandaar sterrenlicht. In de Kabbalah en in andere oude Hebreeuwse geschriften wordt er vaak de planeet Mercurius mee bedoeld.
Kol
(Hebreeuws)
Stem van de (heilige) vier, stem van de heilige tetrade, het heilige getal vier van het gnostische stelsel van Valentinus — in veel opzichten gelijk aan het heilige viertal van Pythagoras, kosmogonisch of psychologisch staat het dan voor de vier hogere beginselen van de menselijke constitutie.
Kolariërs
De inheemse niet-Indo Europese rassen van India zijn verdeeld in drie grote klassen: Tibetaans-Burmees, Kolarisch en Dravidisch. Hoewel zij in het algemeen als autochtoon worden beschouwd is het bekend dat de Kolariërs de Bengalen zijn binnengekomen via de noordoostelijke bergpassen: zij ontmoetten de Dravidiërs in Centraal-India, die de Kolariërs splitsten en hen naar het oosten en westen verdreven. Toen de Indo-Europeanen India binnenvielen, moesten de Kolariërs nóg een nederlaag ondergaan en werden zij in nog kleinere groepjes opgesplitst.
Er zijn negen belangrijke talen in de Kolarische groep waarvan de voornaamste het Santali is. Het is niet verwant aan het Sanskriet, noch maakt het gebruikt van het devanagari alfabet.
Interessant is dat de Kolariërs rekenen met een 20-tallig stelsel in plaats van het gebruikelijke decimale stelsel. Het is opvallend dat dezelfde methode werd gebruikt door de Maya’s van Midden-Amerika.
Koldoun
(Russisch) Ook
Een magiër of tovenaar. Iemand die meer macht en kennis heeft dan een znachar (tovenaar).
Kolob
In de geschriften van de mormonen een planeet die het dichtst bij de troon van God staat:
[Abraham] zag de sterren, zag dat zij erg groot waren en dat een van hen het dichtst bij de troon van God stond;
Kols
Een stam in Centraal-India die
erg verslaafd is aan magie. Zij worden als grote tovenaars gezien. (TG 179)
Kometen
[van Grieks komet langharig, zoals de staart van een komeet]
Een komeet is een stadium in de vorming van bollen uit de oorspronkelijke wereldstof of oerstof, dat volgt op de fase of toestand die kosmische stremsels worden genoemd. Uit de bollen worden zonnen en planeten gevormd.
Wat weet de wetenschap over kometen, hun ontstaan, groei, en uiteindelijke gedrag? Niets
Zij worden zwervers genoemd en enkele van hen worden zonnen, andere worden planeten. Sommige worden aangetrokken tot zonnestelsels en volgen gesloten banen omdat zij wederbelichamende planeten zijn, andere hebben nog geen omloopbaan gevormd en nog veel meer kometen zijn óf in stukken uit elkaar gevallen óf opgeslokt door de aantrekkingskracht van andere zonnen of planeten. Hoewel de stof zich in zijn hogere delen op ons gebied bevindt (anders zouden kometen ook niet door ons kunnen worden gezien) is de materie waaruit zij zijn opgebouwd niet van dezelfde soort als onze aardse stof, maar is op weg daar naartoe ook al moeten we daarbij denken aan een eeuwen durend condensatieproces.
Kon
(Japans) Ook
De chaotische oeressentie van de Shinto-kosmogonie.
Koning
(Welsh) Een personage met een dubbele rol.
Historisch heerser die het veertig jaar of daaromtrent volhield tot aan de invasie van de Saksen en een koning waarvan wordt gezegd dat die zou zijn heengegaan (niet gestorven) bij of na de Slag bij Camlann (540 n. Chr.). De mythologische Arthur was de zoon van Uther Pendragon, of Uthr Ben, Het Prachtige Hoofd. In Prydwen, zijn Schip van Glas, maakte hij een ontdekkingsreis naar Annwn (de onderwereld) om de Pair Dadeni ofwel de ketel van reïncarnatie te halen, het symbool van inwijding. Als de koning die was en zal zijn verschijnt hij in de versie van Wales als de Kalki-avatara, die aan het einde van het huidige kaliyuga zal komen. Na Camlann was hij meegenomen naar Ynys Afallen (Appelboomeiland) om zijn wonden te helen en zijn terugkeer af te wachten. Maar de appelboom van het eiland, zoals we in het zesde eeuwse gedicht ‘Afallenan’ van Myrddin Gwyllt kunnen lezen is de Boom van Wijsheid. Het gedicht vertelt hoe de boom verborgen en beschermd moest worden, maar de tijd zou komen dat die opnieuw bekendheid zou krijgen: dan zullen Arthur en Cadwalaor terugkeren en dan
zal Wales zich verheugen; schitterend zal haar draak (leider) zijn. De hoorns van vreugde zullen het Lied van Vrede en Rust laten klinken. Vóór het Kind van de Zon, onvervaard op weg, zal het kwaad worden uitgeroeid. Barden zullen triomferen.
Koningskamer
(In de piramide van Cheops)
De Koningskamer was een inwijdingskamer en het ‘Heilige der Heiligen’ van de Egyptische mysteriën, een symbool van de moederschoot van de natuur en van de vernieuwing door wedergeboorte
Op de dagen van de inwijdingsmysteriën moest de kandidaat, die de zonnegod voorstelde, in de sarcofaag afdalen als de krachtgevende straal die binnengaat in de vruchtbare schoot van de Natuur. De volgende ochtend komt hij eruit tevoorschijn en stelt de wederopstanding van het leven voor, na de verandering die de dood heet. In de grote MYSTERIËN duurde zijn zinnebeeldige dood twee dagen, waarna hij op de derde morgen met de zon verrees, na een laatste nacht van de wreedste beproevingen. Terwijl de kandidaat de zon voorstelde — de alles verlevendigende bol die elke morgen ‘herrijst,’ alleen om aan alles leven te schenken — was de sarcofaag het symbool van het vrouwelijke beginsel. (SD 2:462; vgl. SD 2:466&n)
Koninrijk
Ook
In het Nieuwe Testament wordt dit begrip gebruikt door Johannes de Doper, Jezus en de apostel Paulus, en wijst op een toestand van relatief geestelijke volmaking en verwezenlijking, niet slechts een toestand na de dood van de ‘rechtvaardigen’ of de ‘verlosten,’ wat afgeleid kan worden uit de verklaring ‘het koninkrijk Gods is in u’ (Lucas 17:21). Blavatsky ziet het antwoord in het
wanneer de Twee tot Een zijn gemaakt, en het Uiterlijke het Innerlijke is geworden, en het mannelijke met het vrouwelijke noch mannelijk noch vrouwelijk zal zijn
wat onder andere het volgende betekent: 1) de vereniging van het lagere manas met het hogere manas, het zelfbewust verheffen van de persoonlijkheid tot de individualiteit, en 2) de terugkeer van de mensheid naar de androgyne staat van toekomstige wortelrassen.
Dit betekent dat dit koninkrijk nu al door individuen verworven kan worden en door de mensheid als geheel in toekomstige rassen. (BCW 13:48-9; 14:55)
Konx
(Grieks) Mystieke woorden die werden gebruikt in de Eleusinische Mysteriën.
Zij zouden een imitatie kunnen zijn van de woorden die werden gebruikt in de riten van Isis, maar men weet nog steeds niet waar zij voor staan. Het is mogelijk een oude frase uit Atlantische tijden die naar Egypte werd overgebracht vanaf het eiland dat Plato Atlantis noemde. Er was een tijd dat emigranten dat eiland verlieten om de Egyptische delta te koloniseren en hun Mysteriën meenamen.
Koorgan
(Russisch) Ook
Een (in het algemeen kunstmatig gevormde) grafheuvel of een oud graf. Het volksgeloof zegt dat er zich magische of zogenaamd bovennatuurlijke gebeurtenissen rond zulke heuvels of in de omgeving ervan afspeelden.
Koperen
Zoals wordt verteld in de Bijbel toen de joden in de wildernis tegen Mozes klaagden ‘zond de Heer vurige slangen onder de mensen en zij beten het volk en veel mensen van Israël stierven’ (Num 21:6). Daarom maakte ‘Mozes een slang van koper en plaatste die op een paal. En zo gebeurde het dat als een slang een mens had gebeten en het slachtoffer daarna naar de slang van koper keek, hij bleef leven’ (21:8-9).
Aangezien de Hebreeuwse woorden voor slang en koper dezelfde zijn wanneer de massoretische punten worden verwijderd (N H SH), hebben enkele figuren naar een vertaling gezocht die zou moeten wijzen op de Boosaardige, die door de latere joden en kabbalistische christenen de misdeelden (Nahash) werden genoemd, maar de vurige slangen
waren de
[bovendien zijn] de
Net zoals de slang is verbonden met kennis, wijsheid en magie, of die nu van het rechter- of linkerpad is, zo werd koper of brons sinds onheuglijke tijden in alle mysteriescholen gezien als een metaallegering die naar men dacht onder het bijzondere bestuur van de planeet Venus zou staan. Venus heerst over of bestuurt het hogere manas — manas is tegelijkertijd zowel de redder als de verleider van de mens, want het is in het denken waar verleiding en zonde of het doen van kwaad ligt en uiteindelijk vandaan komt.
Kopten
(Arabisch) [van het Grieks
De eerste oorspronkelijke christenen van Egypte en hun opvolgers van de sekte van monofysieten die nu etnologisch gezien het meest verwant zijn aan de bevolking van het oude Egypte. Het Koptisch is een mix van oud-Egyptisch met Semitische en Griekse leenwoorden. In de inscripties werden de oude Demotische letters vervangen door die van het Griekse alfabet met extra letters uit het Demotisch. De
Koran
(Arabisch)
Boek, lezing. Het heilige geschrift van de islam dat door de moslims wordt beschouwd als het woord van God (Allah) zoals dat is gegeven door zijn profeet Mohammed. De Koran verklaart dat er in de hemel de zeer goed verborgen moeder van het boek is. Beetje bij beetje was het naar beneden gezonden naar de profeet door middel van een engel, geest, of de engel Gabriël. Mohammed verspreidde deze openbaringen als een reeks en elk werd een lezing (qur’an) genoemd, of een geschrift (kitab), en de bijzondere werd ook een sura (een reeks) genoemd — een woord dat nu wordt gebruikt voor elk deel of hoofdstuk waarvan er 114 zijn.
Mohammed dicteerde deze sura’s aan zijn directe volgelingen die ze uit hun hoofd leerden. Maar toen enkele van deze eerste oorspronkelijke reciteerders hun leven hadden verloren in de strijd na de dood van Mohammed, deed Omar de suggestie aan de kalief ’Abu-Bekr (de opvolger van Mohammed) dat ze zouden moeten worden opgeschreven. Een commissie moest zoveel als mogelijk van de overleveringen of delen ervan verzamelen en overdragen aan Zaid, een inwoner van Medina die vaak een assistent van Mohammed was. Deze verzameling werd de eerste Koran die Azid in het Arabisch had geschreven. Enkele jaren later kwam er een tweede geredigeerde versie uit en alle eerdere delen of handschriften werden verbrand: Zaid dicteerde het werk aan vier schriftgeleerden en deze vier exemplaren bestaan nu nog.
De inhoud van de Koran wisselt sterk van stijl en inhoud: stelligheid overheerst, veroordelingen zijn er veelvuldig, verafgoding en vergoddelijking van wezens of dingen worden veroordeeld — vooral met betrekking tot de aanbidding van Jezus als de zoon van God, hoewel Jezus en Mozes wel worden gezien als heilige profeten.
Overeenkomsten met de joodse Bijbel zijn duidelijk aanwezig, zelfs als het gaat om gebruiken die de Arabieren van de joden hebben overgenomen. Allah wordt verheerlijkt als de ene, almachtige God en Mohammed is zijn profeet. Gelovigen ontvangen bijzondere leringen en ongelovigen worden bedreigd met vreselijke straffen. De leringen van hemel en hel worden met kracht aan de moslim overgedragen.
Kore
(Grieks) [van
De naam waaronder Persephone in Attica werd aanbeden. Een van de drie aspecten van Demeter, de godin van de aarde, die verschijnt als echtgenote, moeder en dochter. Kore-Persephone was een van de drie belangrijke Eleusinische goden, de andere twee waren Demeter en Zagreus-Iacchos, haar kind. Als een van de belangrijkste goden in de Mysteriën was Kore (als Demeter-Kore) de juiste tussenpersoon voor de drakengod (Zeus die haar het hof maakte in de vorm van een draak).
Proclus die Orpheus citeert zegt dat op het moment waarop Persephone was verenigd met de hemelse Zeus zij Demeter-Kore werd, maar wanneer zij was verenigd met Pluto of Hades, was zij Kore-Persephone.
Het was door Kore, als de echtgenote van Hades, dat de goede kant van de dood werd onthuld. Zij speelde dus op de eerste plaats een hoofdrol in de Eleusinische Mysteriën in een van de mystieke drama’s die voor het onderwijs van de neofieten werden opgevoerd, waarin zij werd verkracht en in het bezit zou zijn van het derde oog. Blavatsky ziet haar als een van de kabiren (SD 2:363).
Kore wordt ook gesymboliseerd door de hemelse weefster die, na te zijn weggevoerd door Hades, haar weefsel onafgemaakt had achtergelaten. Proclus zegt van haar dat zij ‘het grote heelal van het leven weefde’ (
Kośa
(Sanskriet)
Een omhulsel of verpakking, maar het meest gebruikt als omhuller of bevatter. Filosofisch wordt het in het algemeen vertaald als omhulsel of bedekking, soms ook door Blavatsky als een beginsel. In de filosofie van de Vedānta worden er vijf genoemd (de panchakośa), die nauw overeenkomen met de zevenvoudige theosofische indeling van menselijke beginselen, zoals kan worden gezien in het schema van Subba Row hieronder:
Kosmische
Een andere naam voor de goddelijke gedachte.
Hieruit komt de activiteit van het universele denken naar voren — het collectieve geheel van alle geïndividualiseerde dhyani-chohanische bewustzijnen, waar dan ook. De theosofie kent als grondbeginsel het verschijnen en verdwijnen van werelden, of zij nu zichtbaar of onzichtbaar zijn, als een doorlopend proces waarbij elke wereld een schakel is in een oneindige keten van geschakelde kosmische hiërarchieën. Als een van deze tot gemanifesteerd bestaan komt, wordt dat vergeleken met het uitademen van de goddelijke adem, en elk zo’n uitademing wordt gezien als de kosmische ideatie, een gedachte, en deze gedachte wordt een wereld. Van deze goddelijke adem kunnen we dan aannemen dat het de goddelijke gedachte is die tot de activiteit van een manvantara overgaat, en die kosmische gedachte kan weer worden gezien als de wortel van bewustzijn, dus vóórkosmische substantie is de geestelijke onderlaag van de stof. Een manvantara wordt aldus gevormd door middel van de verbinding en onderlinge beweging van kosmische gedachte met oorspronkelijke kosmische substantie of oersubstantie. Bovendien is fohat de intelligente energie achter deze verbonden activiteit, die gedurende een manvantara deze twee samenbrengt. Kosmische ideatie en kosmische substantie zijn één in hun oorspronkelijke aard en toch heeft het hernieuwde ontwaken van het universele denken de geschikte kosmische gebieden van handeling nodig en dan kan worden gezegd dat het het manvantarische voertuig van de kosmische gedachte is. Omgekeerd, tijdens een kosmisch pralaya worden alle verschillende differentiaties van kosmische substantie opnieuw opgelost of ingetrokken in de kosmische eenheid, een subjectieve toestand en daarom kan men de kosmische gedachte gedurende het kosmische pralaya niet langer actief noemen, maar passief.
Kosmocratoren
(Grieks)
Heren van de Wereld. We komen deze term tegen in de orfische literatuur en in het Nieuwe Testament waarmee Paulus boze krachten bedoelt. In de theosofische literatuur heeft de term betrekking op de bestuurders van planeten die het zonnestelsel tot stand brachten, die hiërarchisch gezien hoger staan dan degenen die onze stoffelijke aarde vormden (SD 2:23). Het woord is vooral gebruikt als verwijzing naar de drie voornaamste groepen die overeenstemmen met gelijke groepen van dhyani-chohans en lipika’s. De eerste groep bouwt werelden opnieuw op na een pralaya, de tweede bouwt onze planeetketen en de derde zijn de voorouders van de mensheid. Gezamenlijk zijn zij de vormende Logos, gegroepeerd onder wisselende namen onder verschillende volken, zoals Osiris, Brahma-prajapati, Elohim, Adam-Qadmon en Ormuzd. Daarnaast zijn
de
Als zij het plan van de goddelijke gedachte volgen vormen zij de stelsels uit oorspronkelijk materiaal dat aether wordt genoemd, ilus, protyle, enz. De kosmocratoren werken net als de Bouwers van de Wereld aan de voertuiglijke of stoffelijke kant van de natuur en ontvangen de indruk voor hun werk van de hiërarchie die aan de geestzijde werkt, de dhyani-boeddha’s of architecten. In een ander aspect zijn de kosmocratoren verwant aan de genii of bestuurders van de zeven heilige planeten en zijn zij de wereldbouwers van de planeetketen aarde.
Kosmogenesis
(Grieks) [
De geboorte van werelden, maar dan duidelijk anders dan antropogenesis of de geboorte van de mens, zoals door Blavatsky is gedefinieerd:
De betekenis van dit woord beperkt zich niet tot de aarde, maar omvat ontelbare bollen, en beperkt zich ook niet tot die werelden die alleen voor ons oog zichtbaar zijn, maar omvat ook werelden op al die verschillende [voor ons onzichtbare] gebieden van gemanifesteerde substantie. Het betekent niet dat de werelden
Kosmologie
De wetenschap van de structuur, wetten en werkingen van het heelal.
Kosmos
[van Grieks
Het heelal, gelijk aan het Latijn
De drievoudige god Chaos-Theos-Cosmos is de bevatter van de ruimte, zowel subjectief als objectief, van elke hiërarchie, hoe groot of klein ook, elk daarvan vormt een tetraktis.
Kothnoth
(Hebreeuws) Ook
Rokken van vellen, gebruikt in Genesis (3:21): ‘God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en kleedde hen’ wat verwijst naar het derde wortelras toen de volledig astrale mens lichamelijk werd of van vlees werd gemaakt en dus een lichaam van vlees of rokken van vellen kreeg.
Kottos
(Grieks) Ook
In de Griekse mythologie is hij een zoon van Ouranos en Gaia (hemel en aarde) een van de Hecatonchiren — drie reusachtige broers die ieder 100 armen en 50 hoofden hadden — die door Ouranos werden verbannen naar de Tartarus en onder Zeus Hephaistos gingen helpen.
Kounboum
(Tibetaans) Ook
De heilige boom van Tibet die de boom van de tienduizend afbeeldingen en Tibetaanse karakters wordt genoemd. Volgens de overlevering zou deze boom uit het lange haar van Tsong-kha-pa (14de eeuw) zijn gegroeid die in de hof van een lamaklooster van Kunbum was begraven, waar de boom nog steeds staat. Er wordt gezegd dat die het enige exemplaar van zijn soort is en nergens anders kan worden gevonden, hoewel anderen dat ontkennen. Elk van zijn bladeren zou een letter of een religieuze regel moeten bevatten, geschreven in volmaakt gevormde heilige karakters. Meer recente reizigers verklaren dat de boom zeker bijzonder is omdat de bladeren, twijgjes of takken ontelbare gevallen van vreemde lijnen of tekens bevatten, hoewel niet alfabetisch.
Kracht
Kent twee betekenissen: een effect dat in de stof wordt gemaakt en de onbekende oorzaak van dat effect.
In het eerste geval is er een duidelijk meetbare hoeveelheid die gebruikt kan worden voor de berekening van de kwantitatieve relatie tussen aan elkaar gerelateerde fenomenen, wat van praktisch nut is in de mechanica. Maar in de laatste betekenis blijft kracht voor de wetenschap een raadsel. Als het een inherente eigenschap van de materie is zal de materie een zelfbewegende entiteit worden, een goddelijk ding in zijn essentie, maar als die reageert op materie die van buiten komt is het de vraag waar die dan op berust? Is er sprake van een onafhankelijk bestaan? De vraag blijft dus onbeantwoord.
Volgens de theosofie zijn de krachten van de wetenschap de effecten die op het stoffelijke gebied worden veroorzaakt door elementalen of natuurkachten, die zelf ondergeschikte oorzaken en gevolgen van de eerste oorzaken zijn en uiteindelijk een goddelijke oorsprong hebben, die achter de sluier van aardse fenomenen ligt. Als we afdalen door de gebieden van de kosmos zien we een keten van gevolgen. Theosofie ziet geen fundamenteel verschil tussen kracht en beweging: eeuwige beweging veroorzaakt op elk gebied de tweevoudige manifestatie van kracht en stof, twee aspecten van dezelfde substantie.
In het heelal kan kracht in het algemeen worden gezien als een eenheid, net zoals het wezenlijke, de materie, of het bewustzijn als eenheden kunnen worden gezien, maar net als er bewustzijnen en essenties zijn, zo moet kosmische kracht worden begrepen als een algemene uitdrukking want kosmische krachten zijn in wezen intelligent, waardoor deze kosmische krachten in essentie godheden zijn — deze godheden bestaan op verschillende gebieden van de onzichtbare werelden van het heelal in een hiërarchische opbouw of gradatie. We krijgen daarom het beeld van een innerlijk en onzichtbaar bewustzijn en ook zelfbewuste krachten, die werkelijk goden van vele soorten zijn, die door hun onderlinge verbindingen en met elkaar verweven activiteiten de zo verschillende en fantastisch afwisselende gemanifesteerde wereld maken waarop wij leven.
Krachten
Een trede van de hemelse hiërarchie van Dionysius de pseudo-Areopagiet, zijn leringen kwamen naar buiten in de 4de of 5de eeuw en hebben een grote invloed gehad op het christelijke denken. Hij maakte een onderverdeling van de hemelse menigte in drie triaden:
Als een hiërarchie van emanerende krachten is dit stelsel verbonden met en voor een belangrijk deel ontleend aan neoplatonische leringen van die tijd, maar hebben ook krachtige elementen van het Pythagorese denken in zich. De ‘krachten’ zijn gerelateerd aan de planeet Mars, overeenkomstig het hiërarchische overzicht van de Syriërs.